Openingsrede
van de waarnemend voorzitter
van de raad van toezicht,
de heer H. A. Wind
Bij de opening van deze algemene vergadering, die
gehouden wordt ter behandeling van de jaarstukken
over het negen en vijftigste boekjaar, mag ik er mijn
vreugde over uitspreken, dat zovele afgevaardigden
van onze banken naar Utrecht zijn gekomen om deze
bijeenkomst bij te wonen en hen hartelijk welkom
heten. Dat ik als waarnemend voorzitter van de raad
van toezicht deze vergadering presideer, vindt zijn
oorzaak in het feit, dat de voorzitter, de heer Raat,
enige weken geleden door een ernstige hartaanval
werd getroffen. Gelukkig kan ik u meedelen, dat de
heer Raat weer herstellende is en gaarne willen we
hem toewensen, dat hij binnen niet te lange tijd
wederom zijn functie zal kunnen waarnemen. (De
heer Wind doet vervolgens mededeling van een van
de heer Raat ontvangen telegram en stelt voor de
heer Raat hierop eveneens telegrafisch te antwoorden;
voor de tekst der telegrammen zie men het verslag
van de algemene vergadering op pagina 110). Dat
deze vergadering een bijzonder karakter draagt blijkt
uit de aanwezigheid van een groot aantal gasten, die
ons de eer van hun tegenwoordigheid aandoen, omdat
er deze keer een bijzonder punt aan de orde i
namelijk de herdenking van de oprichting van de
Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank omstreeks deze
datum in het jaar 1898; het zestig-jarig bestaan dus.
Het doet ons bijzonder veel genoegen, dat Zijne
Excellentie de minister van Landbouw, Visserij en
Voedselvoorziening onze uitnodiging tot bijwoning
dezer vergadering heeft willen aanvaarden en heeft
goedgevonden, dat onze agenda onder punt 8 een
toespraak van de minister vermeldt.
Excellentie, wij heten u van harte welkom in ons
midden. Reeds voor het tijdstip, waarop u uwe huidige
grote verantwoordelijkheid aanvaardde, hebt u er
blijk van gegeven grote belangstelling te hebben voor
het werk van de boerenleenbanken en de Centrale
Banken. Wij zijn ervan doordrongen, dat onze orga
nisatie een belangrijke taak heeft met betrekking tot
het benutten van de mogelijkheden, die zich voor
onze land- en tuinbouw in binnen- en buitenland
voordoen. Ons streven is erop gericht deze taak naar
vermogen te vervullen. Het is daarvoor van het
grootste belang de regels van een gezond bankbeleid
geen moment uit het oog te verliezen, opdat de mid
delen, die wij voor onze financieringstaak behoeven,
ons blijven toevloeien. Dat alles is gemakkelijk ge
zegd, maar nog niet zo gemakkelijk gedaan. Rekenende
op begrip en steun van uw kant, Excellentie en open
staande voor kritiek gaan wij, met vertrouwen in de
toekomst, met onze arbeid verder.
De minister van Financiën heeft bericht tot zijn spijt
verhinderd te zijn deze vergadering bij te wonen.
Van onze gasten moge ik in het bijzonder welkom
heten:
de heer dr. A. Houwink, directeur van de Neder-
landsche Bank en de Iheer dr. F. H. Repelius, onder
directeur van deze centrale bank.
Het verheugt mij bijzonder de commissaris der
Koningin in de provincie Utrecht in ons midden te
zien; in zijn bestuurslidmaatschap van de Centrale
Bank komt zijn grote belangstelling voor het land
bouwkredietwezen naar voren.
De burgemeester van Utrecht heeft bericht door een
raadsvergadering tot zijn spijt niet aanwezig te
kunnen zijn.
Gaarne begroet ik in ons midden de heer drs. G. L.
Popken, directeur van het Binnenlands Geldwezen en
de heer mr. F. Daniëls, chef van het Kabinet van de
minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorzie
ning.
Voorts heet ik van harte welkom de heer dr. A.
Florquin als vertegenwoordiger van de Centrale Kas
voor Landbouwkrediet van de Belgische Boerenbond
te Leuven.
121