wijzen met een lagere rentevoet. Verder dient in dit verband melding te worden gemaakt van een, op zichzelf zeer bescheiden, hervat ting van de emissiebedrijvigheid van parti culiere zijde door de uitgifte van een °/o obligatielening groot 6 miljoen der Over zeese Gas Maatschappij a 99 waarvoor op 28 april gelegenheid tot inschrijving heeft bestaan. Ook deze lening werd belangrijk overtekend. De betalingsbalans Een noodzakelijke voorwaarde voor de voort zetting der rentedaling vormt de handhaving van een overschot op de betalingsbalans met het buitenland. De mogelijkheid daartoe hangt van meerdere factoren af. Een belang rijke factor vormt de rentestand in het buitenland en in dat opzicht is de ontwikke ling in april gunstig gebleven. In de eerste plaats hebben de Verenigde Staten bij wijze van monetaire conjunctuurpolitiek het offi ciële disconto verder met een half procent verlaagd, waardoor thans een stand is bereikt van slechts l3/4 terwijl in het voetspoor daarvan verdere discontoverlagingen in Zweden en Denemarken tot stand zijn ge komen. Ook de ontwikkeling van de Neder landse handelsbalans is in april bijzonder gunstig geweest, zodat de invoer voor 97 °/o door de uitvoer kon worden gedekt. In welk verband in herinnering moge worden ge bracht, dat een dekkingspercentage van 85 voldoende wordt geacht voor het bereiken en instandhouden van het evenwicht op de lopende rekening van de betalingsbalans. Deviezenreserve voor aflossingen De deviezenaanwas is op zichzelf, voor zover deze in april in de weekstaten van de Neder- landsche Bank aan de dag trad, van betrek kelijk bescheiden omvang gebleven. Intussen kan, in dit verband, nog worden gewezen op het feit, dat het Rijk in de afgelopen maanden kennelijk deviezen heeft gereserveerd met het oog op de bijzondere aflossingsverplichtingen, waaraan in de tweede helft van 1958 tegen over het Internationaal Monetair Fonds en de Deutsche Bank tot een gezamenlijk bedrag van 461 miljoen zal moeten worden vol daan. Uit de stand van 's Rijks kas per einde maart kon worden afgeleid, dat voor dit doel toen 242 miljoen terzijde was gesteld, het geen een maand later tot ongeveer 275 miljoen was gestegen. Zoals men uit onze maandelijkse koerstabel kan aflezen, zijn ook in de maand april de koersstijgingen der staatsfondsen nog aan zienlijk geweest. Daarbij doet zich het ver schijnsel voor, dat de koersen relatief het hoogste en de daaruit voortvloeiende rende menten het laagste zijn, naarmate het gaat om leningen met langere looptijden. Daaruit blijkt dus, dat men het meest gesteld is op leningen met een langere looptijd, geheel in overeenstemming met de verwachting, dat de daling van de rente zich nog verder zal voortzetten. Het marktverloop in april Op de graanmarkt werden de nog aanwezige voorraden geruimd tegen langzaam stijgende prijzen, met uitzondering van de gerst, waar van de prijs constant bleef. De noteringen waren aan de Groninger graanbeurs per 100 kg aan het einde van de maand voor: tarwe 27,50 29,25 rogge 22,50 24, gerst 26,75 - 28,— haver 28,50 30,— Gedurende de afgelopen maand werd het langzaamaan rustiger in de fouragesector. De prijzen waren door het koude weer in de eerste helft van de maand wat aangetrokken. Nu het vee de weide ingaat zullen de prijzen wel weer gaan zakken. De maximumprijzen lagen voor stro op 85,en voor hooi op 140,per ton. In de zwiae/sector werden voor kaas de in- leveringsprijzen verlaagd. De kaasprijzen stonden al enkele weken op inleveringspeil. Na de toegepaste prijsverlaging bij inlevering daalden de noteringen verder en bereikten wederom het inleveringsniveau. Aan het einde van de maand waren de noteringen te Leeuwarden voor Goudse vol- 100

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1958 | | pagina 14