Financieel overwicht kredietnemer te bezwaarlijk. Wanneer het gaat om kleine kredieten, dan is de beste oplossing liet krediet voor onbepaalde tijd (dus zonder een inperkingsregeling) te ver lenen en de borgtocht ook niet aan een be paalde tijd te binden. Het bestuur kan dan na verloop van een aantal jaren met de borg en de kredietnemer over een eventuele ver vanging van de borgtocht in overleg treden. Enige andere, doch minder gewenste midde len om het boven geschetste probleem op te lossen zijn de navolgende: 1. In de akte wordt bepaald, dat het krediet voor onbepaalde tijd (dus zonder inper kingsregeling) wordt verleend, doch dat de borg slechts aansprakelijk is voor het geen de kredietnemer terzake van het krediet gedurende een bepaald aantal jaren, b.v. twintig jaar, na de krediet verlening aan de bank schuldig wordt. Een aldus geredigeerde akte houdt het gevaar in, dat op de termijn gedurende welke de borg aansprakelijk is niet vol doende gelet zou worden. Voor opnamen, gedaan na het twintigste jaar, is de borg namelijk niet meer aansprakelijk. Wel blijft de borg ook na het twintigste jaar aansprakelijk voor het debetsaldo, bestaande aan het einde van het twin tigste jaar; zijn aansprakelijkheid wordt echter met de krediteringen na die datum verminderd, terwijl debiteringen na die datum hem niet aansprakelijk maken. Die akte vereist derhalve een groter waak zaamheid van de zijde van de bank dan het hierboven uiteengezette systeem. 2. Hetzelfde als met het onder 1 omschre ven systeem wordt verkregen, bereikt men, wanneer het krediet zonder inperkings regeling, doch slechts voor zekere tijd, b.v. twintig jaar, wordt verleend. Ook dan blijft de borg na afloop van het twintigste jaar voor het alsdan bestaande debetsaldo aansprakelijk en wordt hij ontlast door daarna plaatsgevonden kre diteringen, terwijl debiteringen, die on danks de beëindiging van het krediet na afloop van het twintigste jaar geschie den, de borg niet meer aansprakelijk doen zijn. 3. In de akte zou ook de bepaling kunnen worden gemaakt, dat de borg alleen ge durende een bepaald aantal jaren, b.v. twintig jaar, na de kredietverlening aan sprakelijk is. Tegen een zodanige akte bestaan echter ernstige bezwaren. Dan neemt nl. de aansprakelijkheid van de borg na het twintigste jaar ineens een einde. De borg zou het dus in zijn hand hebben, enkel door stil te zitten en niet te betalen de vordering, welke de bank op hem heeft, illusoir te maken. Premie A.O.W. over presentiegelden Vraag: Is men A.O.W.-premie verschuldigd over genoten presentiegelden Antwoord: Presentiegelden worden door art. 28 Besl. Inkomstenbelasting beschouwd als opbrengst van arbeid. Deze gelden maken derhalve deel uit van het belastbaar inkomen. De premie, die volgens art. 26 van de Wet Algemeen Ouderdomspensioen moet worden betaald, wordt geheven naar de maatstaf van het inkomen (waaronder dus de presentie gelden moeten worden begrepen), dat in een kalenderjaar genoten is. De wijze, waarop de algemene ouderdoms wet dit inkomen vaststelt, zullen wij verder bekend achten. Verdere discontoverlaging Het proces van de rentedaling is thans in volle gang en een nieuwe discontoverlaging, waartoe in maart is overgegaan, stelde in het licht, hoe snel die daling van de rente tarieven thans verloopt. Op 24 januari jl. was immers pas tot de eerste verlaging van het officiële rentetarief der Nederlandsche Bank overgegaan en slechts twee volle maanden later, nl. op 25 maart, kon een

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1958 | | pagina 15