Financieel overwicht
Zowel de geld- als de kapitaalmarkt hebben
in de afgelopen maand een verdere ontspan
ning te zien gegeven, welke de conclusie
schijnt te rechtvaardigen, dat de rente hier te
lande zich weer in dalende richting beweegt.
Aan deze ommekeer liggen nog steeds de
zelfde factoren ten grondslag, welke zich in
de loop van het vierde kwartaal van 1957 in
versterkte mate hebben doen gelden en door
ons in onze vorige overzichten naar voren
werden gebracht. Enerzijds kan er op worden
gewezen, dat de aanwas van deviezen bij de
Nederlandsche Bank onverminderd heeft
aangehouden. Anderzijds hebben de onder
scheidene 6 rentende leningen zulk een
gunstig onthaal ontmoet, dat de emitterende
instellingen het naar het toescheen zonder
groot risico konden wagen van het 6
rentetype af te stappen en op 51/2% obligatie
leningen over te schakelen, waarover hier
onder nog nader meer.
Wat de koersbeweging aangaat geeft onze
maandelijkse tabel, aan het einde van dit
overzicht opgenomen, algemeen een nieuwe
koersstijging van de belangrijkste staats
leningen te zien, waardoor verder is inge
lopen op het terreinverlies, dat ten opzichte
van de stand van einde 1956 per einde 1957
nog bestond.
De grootste koerswinst heeft de 2V2
Nederlands Werkelijke Schuld kunnen be
halen en wel ter grootte van 5V2 punt tot
64V2. Op 29 januari was zelfs een nieuw
hoogtepunt, voor de jongste herstelperiode,
van 65% bereikt, welke op donderdag en
vrijdag voor een lichte reactie had plaats ge
maakt, waarna de nieuwe maand weer in een
betere stemming begon.
Het merendeel van de staatsleningen werpt,
op basis van de ultimokoersen, rendementen
af (met inbegrip van de koerswinst bij aflos
sing) die beneden 5 liggen, terwijl hogere
rendementen nog slechts bij uitzondering
voorkomen en dan nog slechts bij de leningen
met de kortste looptijden.
De 3 Investeringscertificaten gaan daarbij
aan de spits met een reëel rendement van
5,26 bij een gemiddelde looptijd van
slechts 5V2 jaar. Daartegenover viel op ge
noemde datum het reëele rendement van de
2V2 °/o N.W.S. op slechts 3,89% te be
cijferen en kan in het algemeen worden ge
steld, dat het rendement des te hoger ligt
naarmate de looptijd korter is. Het lage
rendement voor leningen met langere loop
tijden vormt in zekere zin een aanwijzing, dat
een hoge rentestand, zoals wij in de afgelopen
maanden hebben gekend, niet als een nor
maal verschijnsel kan gelden.
In nog sterkere mate is de verbetering van
de toestand op de kapitaalmarkt aan de dag
getreden in de aanzienlijke agio's der 6
leningen, waarbij zowel die van de Bijenkorf
als de Nationale Woningbouwlening op
28 januari een topniveau bereikten van
107 Op deze basis bedroeg het rendement
van deze leningen echter slechts 5,15 en
5,30%, omdat in dit geval uiteraard mede in
aanmerking moet worden genomen, dat het
agio van 7 bij aflossing verloren gaat.
Voor de inschrijvers a pari geldt dit echter
niet en de oorspronkelijke obligatiehouders
maken dan ook gedurende de gehele looptijd
een rendement van 6 gelijk aan de rente
voet. Men kan als vaststaand aannemen, dat
de koers van de 6 leningen nog extra
werd gestimuleerd door de openstelling
van een 51/2 obligatielening door de
P.E.G.E.M. (Prov. en Gemeentelijke Electri-
citiets Mij) tot een bedrag van 20 miljoen
a 99 per 4 februari.
Een verder bewijs voor de ontspanning op de
leningmarkt kon men putten uit de toe
nemende animo, welke voor de op een rente
van 6 gebaseerde spaarbrieflening aan de
dag werd gelegd. Kort voor het einde van de
maand werd officieel bekend gemaakt, dat
hierop voor 128 miljoen was ingetekend.
Tevens werd medegedeeld, dat de inschrij
ving in elk geval op 1 maart zou worden ge
sloten of zoveel eerder als een totaal bedrag
van 225 miljoen zou zijn ingetekend. Aan
gezien deze bekendmaking plaats vond nadat
het officiële disconto van 5 tot 4V2 was
verlaagd, moest de begrenzing van het
Verdere ontspanning
Koersbeweging en rentevoet
Hoge agio's
De spaarbrieflening