voor in het binnenland geplaatst varkens vlees 8,- per varken) is een zoethoudertje. Men heeft voor de uitvoering van deze maat regel een toewijzing van varkensteeltrechten nodig (afgestemd op het binnenlands ver bruik). Wil de boer meer produceren (voor export) dan is dat zijn zaak. En dat alles om 23 miljoen te verdelen. Is men de er varingen, die in de dertiger jaren met de teeltregeling in de varkenshouderij zijn op gedaan, vergeten? Terugblik en vooruitzicht Nu 1957 voorbij is, doet zich de behoefte ge voelen om te zien naar hetgeen achter ons ligt en na te gaan, of wij in het gebeuren een zekere ontwikkelingsgang kunnenonder- kennen, die enig houvast biedt voor het uit spreken van verwachtingen voor de toe komst. Wij zullen daarbij een enkele maal terug grijpen op in 1957 in de Raiffeisen-Bode gegeven beschouwingen omtrent de finan- cieel-economische ontwikkeling in 1956 (het februari-nummer), het jaarverslag van de Nederlandsche Bank over 1956 (het mei nummer) en het ingrijpen van de Neder landsche Bank en de aanval op de gulden (het september-nummer). Het jaarverslag van de Nederlandsche Bank over 1956 constateerde, dat de conjuncturele hausse, die de jaren 1954 en 1955 reeds had gekenmerkt, ook in 1956 onverflauwd had aangehouden. En zo schrijft het verslag wanneer niettemin het jaar 1956 moest worden aangemerkt als een jaar van omslag, dan was dat niet omdat 1956 een breuk bracht in de conjunctuur, doch omdat in de loop van dat jaar het evenwicht tussen nationale bestedingen en nationale middelen in toenemende mate verstoord bleek. Het verslag wijst er vervolgens op, dat de ver breking van het evenwicht leidde tot span ningen op de geld- en kapitaalmarkt en tot een aanzienlijk betalingsbalanstekort. Het centrale probleem, waarvoor de Neder landse economie zich in 1957 geplaatst zag, bestond in het vinden van de maatregelen, die zouden leiden tot een herstel van het evenwicht tussen bestedingen en middelen op zodanige wijze, dat in de op zichzelf gun stige economische ontwikkelingsfase geen breuk zou worden veroorzaakt. De monetaire autoriteiten van vrijwel alle landen zien zich van tijd tot tijd geplaatst voor een situatie. waarin afremming geboden is met het daar aan verbonden gevaar van het intreden ener recessie, die op haar beurt nog moeilijker bestrijdingsmiddelen vereist. In de ontwikkeling gedurende 1957 kunnen globaal drie fasen worden onderscheiden. Gedurende het eerste halfjaar had de infla toire hausse-ontwikkeling vrijwel onver minderd voortgang. Zij uitte zich, evenais in 1956, in grote spanningen op de arbeids markt, in vergroting van de importen bij een vermindering van de stijging van de expor ten, een daling van de goud- en deviezen reserves van de Nederlandsche Bank, een opwaartse druk op de prijzen en een voort gaande tendens tot stijgen van de rente op geld- en kapitaalmarkt. De daarop volgende maanden toonden het beeld van een krachtig ingrijpen door de monetaire autoriteiten ter beteugeling van deze ontwikkeling. De Nederlandsche Bank verhoogde in juli het disconto op grond van het voortgezette gebrek aan evenwicht in de Nederlandse volkshuishouding. De centrale overheid en de Nederlandsche Bank troffen maatregelen om te voorkomen, dat de zeer hoge vlottende schuld van de gemeenten, die in hoofdzaak was aangegaan ter financiering van de woningbouw (een van de grootste kapitaal marktproblemen in Nederland) en andere investeringen op lange termijn, nog verdere uitbreiding zou ondergaan. In augustus deed zich, na de Franse maatregelen op valutair gebied, een valutacrisis voor, die leidde tot een onmiddellijke interventie van de Neder landsche Bank door middel van een nieuwe discontoverhoging,maatregelen op deviezen- gebied en interventie op de valutatermijn- markt. De Nederlandsche Bank pleegde overleg met het bankwezen en deed daarbij een dringend 6

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1958 | | pagina 8