hebben ondergaan. Het wordt duidelijk, dat de producenten in steeds grotere mate af hankelijk worden van de regeringsgarantie voor de melkprijs. Men kan zich nu nauwe lijks meer voorstellen dat enige jaren ge leden de vrije uitloop naar boven een zaak van betekenis was en dat een melkprijs ont vangen werd, die aardig boven de garantie prijs lag. Toen was er derhalve geen sprake van, dat de melkveehouders op hun geld moesten wachten. Nu zitten de producenten met de moeilijkheid dat ze nog een groot bedrag (men noemt 200 miljoen) moeten ontvangen en dat het nog geruime tijd kan duren voordat de aanvulling tot de garantie prijs wordt uitbetaald. Boter Nog iets minder fraai dan met de kaas gaat het met het artikel boter. Er zit 20.000 ton in de koelhuizen en deze grote voorraad zal op de een of andere wijze gespuid moeten worden, voordat het produktieseizoen 1958 in het zicht is. Dat kan moeilijk anders in orde komen dan door de koelhuisboter aan te bieden tegen aantrekkelijke prijzen. Dit zal een flink geldelijk verlies opleveren. Het grote boteroverschot doet de aandacht vallen op het betrekkelijk lage vetgehalte van de consumptiemelk in ons land. Het is lager dan in vrijwel alle andere landen. Al verscheidene jaren lang wordt uit zuivelkringen getracht de minister ervan te overtuigen, dat hij er goed aan doet het vetgehalte flink te ver hogen. De melk zal een aangenamer produkt worden en het boteroverschot zal goeddeels verdwijnen. Maar, hier komt de prijs van de consumptiemelk om de hoek kijken. Tegen een prijsverhoging bestaan grote be zwaren omdat hierdoor de kosten van het levensonderhoud stijgen, waardoor weer de opwaartse druk tegen het loonpeil wordt versterkt. Voedingsdeskundigen doen ook nog een duit in het zakje. Zij zijn van oor deel, dat uit voedingsoogpunt een verhoging van het vetgehalte niet urgent is. Het orgaan van de F.N.Z. (20 november) vermeldt, dat er alom een boteroverschot is. Denemarken heeft 12.000 ton over, terwijl er in de Londense pakhuizen nog 40.000 ton ligt. In België is de toestand niet veel beter, want al is dit land nog altijd boterimporteur, de richtprijs is de laatste maanden bij lange na niet gehaald. Dit geeft grote zorgen in de Belgische landbouw. In Duitsland heeft men de binnenlandse botervoorziening be hoorlijk onder controle doordien men de invoer naar behoefte regelt. Het zuivelorgaan vraagt zich af of de ge schiedenis (van de jaren dertig) zich zal her halen en meent, dat het tijd wordt dat de zuivelexporterende landen tot bezinning komen en hun gezamenlijke belangen en hun onderlinge tegenstellingen gaan bespreken met het doel de in verhouding tot de pro- duktie geringe overschotten uit de markt te nemen. en eieren Met de eieren gaat het beter dan met de zuivelafdeling. Wel zijn de prijzen tijdelijk laag geweest, de laatste tijd echter zijn ze behoorlijk aangetrokken. De omvang van de export van eieren en pluimvee zal dit jaar een nieuw record bereiken. In 1955 werden 2170 miljoen eieren uitgevoerd, in 1956 2416 miljoen en in het lopende jaar zullen we dicht bij de 3 miljard komen. Een ver heugend verschijnsel is, dat ook de binnen landse consumptie zich in stijgende lijn be vindt. Al met al zal de waarde van de uit gevoerde eieren en het pluimvee in 1957 om- treeks 500 miljoen bedragen. Nederland is niet zonder concurrentie. Op het gebied van de eierexport zijn de Denen zeer actief en wat het slachtpluimvee be treft komen de Amerikanen opzetten. In de loop van dit jaar hebben ze hun uitvoer op de Zwitserse markt verdrievoudigd. Het is voor ons noodzakelijk de concurrentie op te nemen en te trachten zo goedkoop mogelijk te produceren zonder de kwaliteitseisen uit het oog te verliezen. 269

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1957 | | pagina 7