Iedere kassier weet tochdat bij annuïteitenleningen de debiteur ieder jaar een vast bedrag betaalt aan rente en aflossing? Door de jaarlijkse aflossing wordt het rente bedrag telkenjare lager en de aflossing dien overeenkomstig groter. De lasten zijn dus gelijkelijk verdeeld over alle jaren, van de veronderstelling uitgaande, dat de rentevoet gedurende de looptijd van de lening gelijk blijft. Wanneer in tegenstelling met een annuï teitenlening jaarlijks een vast bedrag wordt afgelost, zoals bij onze banken gebrui kelijk is, zal de debiteur de eerste 4 jaren 20 meer betalen aan renïe en aflossing dan de laatste 4 jaren (rente 5 looptijd 10 jaar). 'l schema van een annuïteitenlening ad 1000,- a 5 °/o rente, eveneens met een looptijd van 10 jaar. De annuïteit per 1,bedraagt volgens de annuïteitentafel 0,12950458' dus per f 1000,- 129,50. 1 1000,— 2 920,50 3 837,02 4 749,37 5 657,33 6 560,69 7 459,22 8 352,67 9 240,80 10 123.34 f 1000,— Het totaal van de rente en aflossing vormt ieder jaar het bedrag ad 129,60. Ieder volgend aflossingsbestanddeel is 1,05 X het vorige aflossingsbestanddeel. Ondanks het aan annuïteitenleningen ver bonden voordeel van een gelijke verdeling der lasten is deze vorm van aflossing in onze organisatie vrijwel nergens populair ge worden. Vermoedelijk vindt de voorschotnemer het systeem te ingewikkeld. Hierbij komt nog, dat men bij rentewijziging wel weer een nieuwe annuïteit kan gaan be rekenen, welke annuïteit bij rentestijging uiteraard hoger wordt en bij rentedaling lager, doch het opzetten van een nieuw schema neemt door de vele becijferingen nogal wat tijd in beslag. Wanneer zulks meermalen moet geschieden, kan men zich voorstellen, dat de aardigheid er dan spoedig af is. Het komt nog wel eens voor, dat ten aan zien van leningen aan rechtspersonen een annuïteitenschema door de Centrale Bank is opgesteld. Dit schema kan men bij rente wijziging wat de aflossing aangaat rustig aanhouden. Het rentebestanddeel zal echter gewijzigd dienen te worden en moeten worden berekend tegen de verhoogde rente voet. De oorspronkelijk berekende annuïteit (rente -I- aflossing) heeft dus geen waarde meer. De jaarlijkse rentebetaling door natuurlijke personen en rechtspersonen is voor de aange sloten banken de grootste bron van inkomsten. Voegt men daarbij de aflossing op voorschot ten aan natuurlijke personen en leningen aan rechtspersonen, dan kan geconstateerd wor den, dat hiermede vooral bij de jaarwis seling tientallen miljoenen guldens gemoeid zijn. In het algemeen laat de aflossing bij onze banken weinig te wensen over en behoeven de debiteuren, die ook in de periode van lage rente niet alleen hun verplichte al lossing prompt betaalden, doch mede in verband met de lage rentestand nog extra aflosten, hier geen spijt van te hebben. De stijging van de rentevoet kan dan geheel Een voorbeeld za 1 dit verduidelijken. Saldo Jaar kapitaal Aflossing Rente 1 1000,— 100,— f 50,— 9 900,— 100,— 45,— o O 800,— 100,— 40.— 4 700,— 100,— OO Lr* 5 600,— 100,— 30 6 500,— 100,— 25,- 400,— 100 20,— 8 300 100,— 15,— 9 200,— 100,— 10,— 10 100.— 100,— 5,— Ter vergelijking volgt hierna een aflossings- Saldo Jaar kapitaal Rente Aflossing 50,— 79,50 46,02 83.48 41,85 87,65 37,46 92 04 32,86 96,64 28,03 101,47 22,95 106,55 17,63 111,87 12,04 117,46 6.16 123,34 259

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1957 | | pagina 17