De nieuwe jeugdspaarwet
Spaarexperiment met beroep op spaarinstellingen
Door verschillende publikaties in de pers is
er reeds iets bekend geworden van het wets
ontwerp, dat binnenkort van kracht kan
worden en waarmede regelen tot bevorde
ring van het sparen „door jeugdige perso
nen" worden vastgesteld.
In het kort spreekt men over de „Jeugd-
spaarwet".
In al zijn beknoptheid is dit wetsontwerp
van grote en regelrechte betekenis voor onze
banken en we doen er goed aan, vooral de
praktische kant ervan te bestuderen, omdat
we er wellicht regelmatig mede te maken
krijgen.
De wet omvat als raamwet slechts 17 korte
artikelen en de feitelijke uitvoering zal wor
den vastgelegd in algemene maatregelen van
bestuur en in uitvoeringsbeschikkingen.
De wet beoogt het doel: regelmatig sparen
door jonge mensen, te bevorderen en wel
door middel van een spaarovereenkomst met
een looptijd van tenminste zes jaar en van
ten hoogste negen jaar.
Het is de bedoeling, dat het Rijk een premie
vergoedt over het gespaarde bedrag plus de
rente, welke premie vermoedelijk 10 °/o zal
bedragen.
Ten aanzien van het te sparen bedrag zijn er
bepaalde grenzen voorgesteld, te weten een
minimum inlage van 30,per jaar en
een jaarlijks maximaal te storten bedrag van
200,-.
Uiteraard kan er meer gespaard worden,
doch boven het gemiddelde van 200,
wordt er geen premie toegekend.
Dit is dan heel in het kort de kern van de
zaak, zoals deze uit de memorie van toe
lichting naar voren komt.
De wet zegt van de jeugdige spaarder o.a.
het volgende:
Een jeugdspaarovereenkomst kan worden
gesloten tussen een minderjarige, die de leef
tijd van 15 jaar heeft bereikt, en de spaar
bank.
(jonge mensen van 15 t/m 20 jaar kunnen
dus een spaarovereenkomst aangaan).
1) Een jeugdspaarovereenkomst wordt ge
sloten al dan niet met tussenkomst van de
wettelijke vertegenwoordiger van de minder
jarige deelnemer.
2) De minderjarige deelnemer kan zonder
tussenkomst van de wettelijke vertegenwoor
diger op eigen naam inleggen; hij kan op
gelijke wijze betaling verkrijgen, tenzij de
wettelijke vertegenwoordiger zich daartegen
verzet.
Men leest in deze bepalingen een afwijking
van het gemene (gewone) recht en blijkbaar
is het de bedoeling, dat spaarovereenkomsten
met zo min mogelijk belemmering tot stand
komen.
De zelfstandigheid van de jeugdige spaar
der komt ook tot uiting in artikel 10 van de
wet sub 1
„De wettelijke vertegenwoordiger van een
„minderjarige deelnemer kan geen terug -
„betaling vorderen van het tegoed dan na
„machtiging van de kantonrechter, die
„deze machtiging verleent, indien hem
„zulks in het belang van de minderjarige
„noodzakelijk, nuttig of wenselijk voor-
„komt".
Aan de positie van de jeugdige spaarder
worden uitvoerige beschouwingen gewijd in
de memorie van toelichting. Men noemt he+
wetsontwerp een uitvloeisel van het interim
rapport van de Commissie Bezitsspreiding
inzake bezitsvorming door sparen, welk
rapport werd uitgebracht in 1955. Als zo
danig past het ontwerp in het huidige rege
ringsprogramma, doch men erkent het
experimentele karakter ervan.
Zijn de resultaten gunstig, dan is het niet
uitgesloten, dat het „gepremieerde" sparen
verder zal worden uitgebreid.
De Spaarovereenkomst
art. 2
226
art. 3