Maandelijkse momentopnamen
De Tweede Kamer heeft met overgrote
meerderheid van stemmen de aansluiting van
Nederland bij de gemeenschappelijke markt
en bij de atoomgemeenschap goedgekeurd.
Aangenomen mag worden, dat de Eerste
Kamer tot eenzelfde besluit komt. Als dan
de Belgische volksvertegenwoordiging, die
blijkbaar geen haast maakt, zich ook ver
enigt met de voorstellen van haar regering,
is de zaak rond en kan per 1 januari 1958
de gemeenschappelijke markt starten.
Bij de behandeling in de Tweede Kamer
hebben verschillende afgevaardigden ver
klaard, dat zij er lang niet gerust op zijn,
dat het verdrag in alle opzichten gunstig
voor de landbouw zal zijn. In het eind, als
na de overgangsperiode, die op 12 a 15 jaar
gesteld wordt, een gemeenschappelijk land
bouwbeleid is tot stand gekomen, kunnen er
voor de afzet van Nederlandse agrarische
produkten goede tijden aanbreken. De vraag
is echter: zal men er inderdaad in slagen
binnen een redelijke termijn een gemeen
schappelijk landbouwbeleid tot stand te
brengen? En verder: wat zal de invloed zijn
van het hogere kostenniveau op onze con
currentiepositie in afzetgebieden buiten de
Euromarkt? Meer concreet: zal onze indu
strie van gecondenseerde melk nog met de
Amerikaanse industrie kunnen concurreren
op de markten van het verre oosten?
De overgangsperiode, daarover is men het
wel eens, zal voor land- en tuinbouw niet
gemakkelijk worden. Het is zeer de vraag of
in deze periode de nadelen niet groter zullen
zijn dan de voordelen. Er is daarom voor ons
alles aan gelegen, dat de overgangsperiode
niet gerekt wordt doordat de aanpassing aan
een gemeenschappelijk beleid in sommige
landen niet naar wens verloopt. Men denkt
hierbij natuurlijk in de eerste plaats aan
Frankrijk, waar de inmiddels afgetreden
regering weer eens in een hevig conflict is
gekomen met de boeren, die de prijsbeheer-
singsmaatregelen, ingesteld om de inflatie te
bestrijden, niet wensen te slikken. Het past
ons niet om een oordeel uit te spreken over
de houding van de Franse agrariërs. Dat zij
het een regering geducht lastig kunnen
maken als zij menen, dat hun belangen in
het gedrang komen, staat vast.
Naast de Euromarkt is er het plan (afkom
stig van Engeland) tot het associëren van
andere landen aan dit gebied door middel
van een vrijhandelszone. De handelsbelem
meringen tussen de landen van de Euro
markt en de z.g. geassocieerde landen
(Engeland, de Skandinavische landen, Zwit
serland. etc.) dienen geleidelijk te worden
afgebroken, de buitentarieven dezer landen
worden echter niet gelijk gemaakt, in tegen
stelling met die van de Euromarktlanden.
Engeland, dat in dit plan de mogelijkheid
ziet zijn afzet van industrieprodukten naar
het vaste land van Europa te steunen, wenst
de landbouw er buiten te laten, omdat dit
moeilijkheden zou opleveren met de domi
nions, die een preferentie hebben op de
Engelse markt, en met de eigen boeren, die
uit den aard der zaak eveneens een prefe
rentie genieten.
Voor ons land is het van uitnemend belang,
dat de landbouw niet buitengesloten wordt.
Hoe belangrijk ook de Euromarkt is of zal
worden, een goede afzetmogelijkheid op de
Engelse markt moet ons zeer welkom zijn.
Echter, een vrijhandelszone, die zonder meer
ook het verkeer in agrarische produkten
omvat, zou Denemarken in een zeer voor
delige concurrentiepositie plaatsen, aange
zien wij als lid van de E.E.G. een hoger
buitentarief zullen hebben dan de Denen.
Daarop zal iets gevonden moeten worden
Maar wat? De oplossing blijkt nog niemand
klaar voor ogen te staan. Het beste zou
wellicht zijn, dat de Denen lid worden van
E.E.G. Dan staan we tenminste gelijk en
hebben wij ook nog een medestander in het
protectionistische gezelschap van Euro-
marktleden. Maar Denemarken is nog min
der dan wij continentaal ingesteld en een tot
E.E.G.
V rijhandelszóne
224