nemen, losten de hypothecaire schuldenaren
liever ook niets af, bevreesd als zij waren,
dat de regering misschien niet meer zou be
talen dan de schuld pro resto.
Het is te hopen, dat deze debiteuren in de
afgelopen jaren een spaarpotje hebben ge
vormd, want zij zullen normaliter thans zelf
de rente moeten gaan betalen, alsook een
redelijke aflossing.
De uitkering ineens moeten zij dan maar als
een luchtspiegeling beschouwen, geheel pas
send in deze tijd van financiële verrassingen.
Gelukkig zijn de meeste hypotheken onder
financieringsregeling woningbouw 1947 en
1948 op een gezondere basis geschoeid dan
die, waarbij de schuldenaar zelf niet in zijn
zak behoefde te tasten.
De aflossing bedraagt doorgaans minstens
2 van de hoofdsom.
Verschillende kassiers volgden de gewoonte
om deze schuldenaren zelf de verplichte 2
te doen aflossen en het aflossingsbestand
deel, dat resteerde door de jaarlijkse bij
drage met de rente te verminderen als
extra aflossing te beschouwen.
Op die wijze bedraagt een schuld ad
10.000,met een verplichte jaarlijkse af
lossing (door de debiteur zelf) ad 200,
een jaarlijkse bijdrage ad 400,en een
rente ad 3,5 na 8 jaar nog slechts
7.700,—.
Na 9 jaar is de situatie zodanig geworden,
dat het rentebestanddeel met 80,is ver
minderd, welk bedrag de aflossing ten goede
is gekomen.
De toestand is er door de in 1956 inge
zette rentestijging voor de debiteur welis
waar niet beter op geworden, een feit is
echter, dat zijn schuld met plm. 2.300,
is gedaald en dat hij gewend is om jaarlijks
een bedrag van 200,opzij te leggen.
Wanneer de jaarlijkse bijdrage thans wordt
stopgezet, zal hij zelf er jaarlijks nog 350,-
bij moeten doen. zijnde de rente ad plm. 5 °/n
over het saldo kapitaal na 10 jaar.
Het zal o.i. aanbeveling verdienen het be
drag ad f 550,350.rente en f 200.
aflossing) door 12 te delen en maandelijks
te doen storten. Anders zou de debiteur zich
wel eens rijk kunnen rekenen en arm tellen.
De sprong wordt voor de hypothecaire schul
denaar nog groter, indien de bank genoegen
heeft genomen met een aflossing ad 200.
per jaar, want dit impliceert, dat de debiteur
ieder jaar minder behoefde bij te passen.
In het onderhavige geval liep de rente ieder
jaar met 7,terug, zijnde 3,5 over
f 200.aflossing. Na 8 jaar bedraagt de
schuld dus nog 8.400,en het rentebe
standdeel 294,(3,5 over f 8.400,
Voegen we bij de rente ad 294,de af
lossing ad 200,dan komen we op een
totaal van 494,waarvan de regering
400,voor haar rekening neemt. De
schuldenaar behoeft dan slechts f 94,bij
te betalen.
Deze debiteur zal indien de bank kan
blijven volstaan met een aflossing ad 2
van de hoofdsom na 10 jaar moeten gaan
betalen 5 over 8.000,vermeerderd
met f 200,aflossing, in totaal dus f 600,
per jaar of 50,per maand.
Mededelingen
No. 2 van Rubriek II dd. 26 september 1957:
toepassing van artikel 7 van de Achtste Aan
vullingsbeschikking Vennootschapsbelasting.
No. 11 van Rubriek VIII dd. 30 september
1957: zegelverkoop B.P.L.
No. 19 van Rubriek X dd. 20 september
1957: bezoeken aan bankgebouw Centrale
Bank.
No. 20 van Rubriek X dd. 26 september
1957: Instelling commissie ter bestudering
van het landbouwkrediet in Nederland.
Verzonden circulaires
242