Het financieringsvraagstuk
in de
Nederlandse landbouw
Het is met zeer veel genoegen, dat wij hier
de verschijning aankondigen van een rapport
van de hand van Dr. J. T. P. de Regt, ge
titeld: „Het financieringsvraagstuk in de
Nederlandse landbouw". Dit rapport, of
beter dit aantrekkelijk uitgevoerde boek, is
een uitgave van het Landbouw-Economisch
Instituut, Hiermede heeft het L.E.I. het
loffelijk initiatief genomen om de dissertatie,
waarop Dr. de Regt tot doctor in de economie
gepromoveerd is, thans in de vorm van een
rapport voor een breder publiek ter beschik
king te stellen. Het boek is daarom zo be
langrijk, omdat het nu eens niet het finan
cieringsvraagstuk in algemene zin behandelt,
doch zeer concreet de bijzondere situatie in
de landbouw in ogenschouw neemt. Slechts
één beperking heeft de schrijver zich daarbij
opgelegd: de tuinbouw wordt niet in zijn be
schouwingen betrokken. De veehouderij en
de akkerbouw, evenals de daarvan voor
komende mengvormen zijn echter ieder
object van onderzoekingen geweest.
De basis van het financieringsvraagstuk is
de vermogensbehoefte. Nog nimmer is, aldus
de schrijver, de vermogensbehoefte, zoals
deze specifiek in de landbouw bestaat, diep
gaand geanalyseerd. Aan deze analyse wordt
het eerste hoofdstuk, dat meer dan de helft
van het boek omvat, gewijd. Met behulp van
vele grafieken en tabellen wordt de ver
mogensbehoefte tot in details nagegaan.
Om de belangstelling van onze lezers te
wekken, doen wij een greep uit de opschrif
ten, die in dit hoofdstuk voorkomen, waaruit
men reeds een vermoeden kan putten van
wat hier geboden wordt. Zo worden niet
alleen behandeld de vermogensbehoeften
voor al dan niet aan groeiprocessen onder
hevige kapitaalcomponenten (grond, ge
bouwen en dode inventaris tegenover dier
lijke- en veldinventaris), doch ook de ver
mogensbehoeften in verband met aankoop en
afzet, de specifieke behoeften van eigenaars-
en pachtbedrijven, ja zelfs de vermogens
behoefte voor varkens, voor rundveestapels
en per koe, voor pluimveestapels en per kip.
In de volgende hoofdstukken wordt onder
zocht, welke mogelijkheden van vermogens-
verwerving er voor de landbouw zijn en
welke bestanddelen van het vermogen uit
eigen en vreemd vermogen bestaan. In het
laatste hoofdstuk wordt tenslotte nagegaan,
door welke middelen de voorziening in de
vermogensbehoefte de gewenste continuïteit
en maximale rentabiliteit kan opleveren, ter
wijl tevens de vraag onder ogen wordt ge
zien of de thans bestaande kredietapparatuur
in het algemeen in staat is tot bevredigende
dekking der kredietbehoeften.
In het hoofdstuk betreffende de mogelijk
heden van vermogensverwerving wordt van
zelfsprekend grote aandacht besteed aan de
rol, welke de boerenleenbanken op het ge
bied van de kredietverstrekking vervullen.
De oprichting van de boerenleenbanken is
vooral van betekenis geweest voor het op
vullen van de leemten, die er bestonden ter
zake van het verkrijgen van kort en middel
lang krediet (het bedrijfskrediet in eigenlijke
zin). Dank zij deze oprichting zijn vele
vroegere misstanden op het gebied van
kredietverlening opgeruimd en hebben de
landbouwers thans voordelige kredietvormen
via een boerenleenbank voorhanden. Toch
merkt de schrijver op, dat de kredietgeneigd
heid van vele boeren dikwijls en om allerlei
redenen te wensen overlaat. Vaak is men
huiverig voor het opnemen van vreemd geld,
vooral wanneer dit niet van de naaste familie
Een belangrijke publikatie
182