stelt de Centrale Bank er prijs op deze te beoordelen
Kroniek
uit
eigen
kring
Een dezer dagen bereikte ons van een van de grootste
bij ons aangesloten banken de vraag of het met het
oog op werkbcsparing noodzakelijk was om bij het
indienen van dispensatieaanvragen op het betreffende
dispensatieformulier een uitvoerige toelichting te
geven, zoals bij deze bank tot nu toe gebruikelijk was.
Aangezien deze vraag o.i. voor alle boerenleenbanken
van belang is, zouden wij daaromtrent het volgende
willen opmerken.
Nu een groot aantal van de aangesloten banken in
de situatie verkeert, dat voor nieuwe uitzettingen, in
welke vorm ook, op grond van de voorschriften, ge
geven in de dispensatieregeling, toestemming aan de
Centrale Rank moet worden gevraagd, bereikt ons
dagelijks een belangrijk aantal aanvragen.
Bij de beoordeling van de binnenkomende aanvragen
op grond van alle omstandigheden, welke voor het
al of niet verstrekken van de aangevraagde post van
belang kunnen zijn.
Indien bij de aanvrage geen nadere toelichting wordt
gegeven, zal het vaak noodzakelijk zijn in corres
pondentie te treden met de betreffende bank, alvorens
een juiste beoordeling mogelijk is.
Hierdoor ontstaat noodzakelijkerwijs stagnatie in de
door de Centrale Bank te nemen beslissing, hetgeen
vermeden had kunnen worden, indien reeds direct
cdle motieven en omstandigheden, welke er toe hebben
geleid, dal het bestuur der boerenleenbank de aan
vrage meende te moeten goedkeuren, naar vuren
waren gebracht.
Wij zouden dan ook de banken, welke zich de goede
gewoonte van het geven van een nadere toelichting
nog niet hebben eigengemaakt, willen adviseren
hiertoe zo spoedig mogelijk over te gaan.
Naar aanleiding van enkele roofovervallen, welke de
laatste jaren bij boerenleenbanken hebben plaats
gehad, bereikte de Centrale Bank enige tijd geleden
het verzoek na te gaan of er wellicht in het algemeen
maatregelen kunnen worden genomen om aan deze
onaangename voorvallen een einde te maken.
Het bestuur van de Centrale Bank achtte het gewenst
ter bestudering van deze materie een commissie in
te stellen, waarin zitting hebben twee bestuursleden
en twee kassiers van boerenleenbanken en waaraan
tevens enkele functionarissen van de Centrale Bank
zijn toegevoegd.
Deze commissie heeft haar eerste bijeenkomst ge
houden in juli jl. en wij vertrouwen dat, ofschoon de
besprekingen over het te bestuderen onderwerp nog
niet zijn beëindigd, zij t.z.t. in staat zal zijn een uit
voerig advies aan de boerenleenbanken te verstrekken.
Sedert het verschijnen van de vorige Raiffeisen-Bode
werd aan de aangesloten banken een circulaire ver
zonden, inhoudende het advies om de debetrente te
verhogen, zulks in verband met de discontoverhoging
van de Nederlandsche Bank.
Het is ons uiteraard bekend, dat bij verschillende
van onze banken de neiging bestaat om de rente
slechts per 31 december te wijzigen. Ook in 1956 is
zulks weer eens duidelijk aan het licht gekomen.
Toch zijn wij van mening, dat deze enerzijds goede
gewoonte niet onder alle omstandigheden kan wor
den gehandhaafd en zeker niet in een wat de rente
ontwikkeling betreft dynamische tijd.
Wij vertrouwen dan ook, dat al onze aangesloten
banken het advies van de Centrale Bank zullen
volgen.
Wellicht ten overvloede wijzen wij er op, dat in de
loop van het jaar toegepaste rentewijzigingen, al of
niet naar aanleiding van bovenbedoelde circulaire,
voor de goede orde aan de afdeling Begrotingen
dienen te worden opgegeven.
179