Daarom wordt de overneming reeds tijdens liet leven
overlijdt, kunnen diens echtgeno(o)t(e), ieder van diens
van de pachter in bepaalde gevallen mogelijk gemaakt.
Niet alleen wordt hiermede een sociaal belang van
de pachter gediend (b.v. de kinderen van een oude
oi invalide pachter kunnen het bedrijf overnemen en
daardoor voor hun vader blijven zorgen), doch ook
zal, naar de regering verwacht, de overneming tot
een verjonging van de pachtersstand kunnen bij
dragen.
Indien de pachter eenmaal een vordering tot pacht-
overneming gedaan heeft, is de verpachter gerechtigd
om zijnerzijds van de Pachtkamer te vorderen om een
of meer van de bovengenoemde personen, die voor
de pachtoverneming in aanmerking kunnen komen,
aan te wijzen. Men heeft op deze wijze de verpachter
ook een stem in het kapittel willen geven, overwegen
de, dat voor de pachter in de eerste plaats van belang
is, het feit, dat de pacht door één van diens familie
leden of mede-pachters kan worden overgenomen,
doch dat van minder belang is de vraag door wie van
deze de overname ten slotte zal geschieden. Deze
overweging is voor de regering aanleiding geweest 0111
rekening te houden met het belang, dat de verpachter
heeft bij de persoon van de pachter.
De Pachtkamer beslist op de vordering(en) tot pacht
overneming naar billijkheid, met dien verstande, dat
zij de vordering afwijst, indien de nieuwe overeen
komst de toetsing aan het algemeen landbouwbelang
of aan de normen, geldende voor overeenkomsten, die
betrekking hebben op land, dat in een ruilverkaveling
is begrepen geweest of in de IJsselmeerpolders gelegen
is, niet zou kunnen doorstaan. Indien de pachtprijs
dezelfde blijft, behoeft deze niet opnieuw getoetst te
worden. Ook de Pachtkamer is bevoegd om, indien zij
haar goedkeuring op grond van de zojuist genoemde
landbouwkundige toetsing aan de nieuwe overeen
komst zou moeten onthouden, deze overeenkomst te
wijzigen. Bij de paohtoverneming is dus de landbouw
kundige toetsing en het wijzigingsrecht in handen van
de Pachtkamer, zulks in tegenstelling tot de normale
gevallen, waarin de Grondkamer deze toetsing en
wijziging verricht. De reden van deze afwijking is,
dat de pachtoverneming zich in de eerste plaats op
juridisch terrein afspeelt en daarom meer de Pacht
kamer dan de Grondkamer aangaat.
Opgemerkt zij nog, dat aanvankelijk in het ontwerp
ook de mogelijkheid was opgenomen om met toestem
ming van de Pachtkamer tot onderverpachting over
te gaan. Deze mogelijkheid heeft men tijdens de
schriftelijke behandeling laten vallen. Schriftelijke
toestemming van de verpachter blijft dus steeds voor
de onderverpaehting vereist.
In de nieuwe pachtwet zijn geen bepalingen opge
nomen betreffende een eventueel voorkeursrecht van
de pachter op overneming van de verpachte gronden.
Dit voorkeursrecht staat nu in de wet op de Ver
vreemding Landbouwgronden en bij het ontwerpen
van laatst genoemde wet heeft uitdrukkelijk de be
doeling voorgezeten om het voorkeursrecht definitief
in de nieuwe Pachtwet te regelen. Thans verklaart
echter de regering, dat zij overbrenging van het voor
keursrecht naar de Pachtwet niet meer in overweging
heeft.
Het einde van de nachtovereenkomst in
verband met de dood van de pachter
Ook volgens de nieuwe wet gaat de pachtovereen
komst niet van rechtswege teniet door de dood van
de verpachter of van de pachter. Indien de pachter
bloed- en aanverwanten in rechte lijn, ieder van diens
pleegkinderen en iedere mede-pachter zich binnen
zes maanden na het overlijden van de pachter tot de
Pachtkamer wenden met de vordering, dat een of
meer van hen de pachtovereenkomst zal mogen voort
zetten en de overigen uit de pacht zullen worden
ontslagen of dat de pachtovereenkomst zal worden
ontbonden. De verpachter kan, eveneens binnen zes
maanden na het overlijden van de pachter, een gelijke
vordering doen.
Deze regeling is dus in grote lijnen dezelfde als die,
welke in het Pachtbesluit staat opgenomen. Verschil
punten zijn, dat volgens het Pachtbesluit de vordering
tot in de plaatsstelling binnen 4 maanden moest
worden ingesteld en dat volgens de nieuwe wet de
vordering niet meer aan alle erfgenamen toekomt,
doch alleen aan de bovengenoemde categorieën van
personen. Ook had volgens het Paohtbesluit de ver
pachter slechts een vordering tot ontbinding der
overeenkomst en kon hij niet zijnerzijds een vordering
tot in de plaatsstelling doen. Overigens bepaalde het
Pachtbesluit, dat de paohtrechter in beginsel één of
meer der bloed- of aanverwanten in rechte neer
dalende lijn of de overblijvende echtgenote in de
plaats van de overleden pachter zal stellen, indien
deze in staat is of zijn het bedrijf voor te zetten. In
de praktijk zal dus het feit, dat de erfgenamen als
zodanig niet meer voor voortzetting in aanmerking
komen, wel geen groot verschil maken.
Bij vergelijking met de hierboven reeds besproken
pachtoverneming tijdens in leven zijn van de pachter,
valt het op, dat de regeling van de voortzetting der
pacht na het overlijden van de verpachter nagenoeg
gelijkluidend is. Voor wat de toetsing der nieuwe
overeenkomst betreft, volstaan wij daarom met te
verwijzen naar hetgeen dienaangaande door ons onder
„Paohtoverneming" is opgemerkt. Ingeval van voort
zetting na de dood van de pachter geldt nl. hetzelfde.
Wederopbouwverplichting van de verpachter
Op grond van het Pachtbesluit is de verpachter ver
plicht de opstallen tegen brand te verzekeren. De
nieuwe Pachtwet volgt een andere weg, door niet de
verzekeringsplicht op te leggen, doch de verpachter
te verplichten tot wederopbouw van door brand of
storm teniet gegane opstallen. Hiertoe is de regering
overgegaan, omdat de verzekeringsplicht alleen dik
wijls niet liet beoogde effect, nl. de herbouw, sor
teerde.
De wet laat dus de verpachter in beginsel vrij 0111 de
opstallen te verzekeren of niet. Uiteraard zal verze
kering ook in de toekomst de regel zijn, daar anders
de berbouwverplichting een te groot risico zou vor
men. De verplichting tot herbouw zal niet bestaan bij
pachtovereenkomsten van kortere dan de wettelijke
duur, terwijl bovendien de Grondkamer in bepaalde
gevallen reeds bij het aangaan van de overeenkomst
de verpachter van zijn verplichting tot herbouw kan
ontheffen, b.v. indien de herbouwwaarde van de op
stallen niet op redelijke voorwaarden verzekerd kan
worden.
Aan de andere kant kan door de Pachtkamer aan de
pachter machtiging gegeven worden om een verzeke
ring voor rekening van de verpachter te sluiten, in
dien dit op redelijke voorwaarden mogelijk is en de
verpachter geen zekerheid (op welke wijze ook) biedt
de wederopbouwverplichting te zullen nakomen.
5