handelsbalans te beginnen, zij vermeld, dat
nadat het eerste halfjaar van 1956 een te
kort van 1.43 miljard voor het handels
verkeer met het buitenland had opgeleverd,
de invoer van de eerste zes maanden van
1957 de uitvoer met niet minder dan 2.3
miljard heeft overtroffen. Op dezelfde voet
voortgaande zou men aldus voor het gehele
lopende jaar tot een tekort komen van rond
4V2 miljard.
Er behoeft niet aan te worden getwijfeld,
dat dit tekort in het handelsverkeer onmo
gelijk kan worden goedgemaakt door in
komsten uit het diensten- of kapitaalverkeer.
In het licht van deze cijfers kan men dan ook
gemakkelijk inzien dat, zoals bij de jongste
debatten naar aanleiding van de voorstellen
tot belastingverhoging in de Eerste Kamer
van ministeriële zijde werd vastgesteld, het
Nederlandse volk nog altijd boven zijn stand
leeft.
Het programma tot beperking van de beste
dingen zal eerst in de komende maanden een
merkbare invloed kunnen uitoefenen, zeker
wat betreft de belastingverhogingen (ven
nootschapsbelasting, omzetbelasting en per
sonele belasting) en in het algemeen slechts
zeer geleidelijk tot een verbetering van de
financiële verhoudingen kunnen bijdragen.
Het evenwicht tussen de nationale produktie
in de ruimste zin en de uitgaven is
sterk verstoord en een herstel van het even
wicht zal langere tijd vergen.
Nauwkeurige gegevens omtrent de ontwik
keling van de betalingsbalans zijn voor het
eerste halfjaar nog niet beschikbaar, maar
uit de weekstaten van de Nederlandsche
Bank moet voorlopig worden afgeleid, dat
in genoemde periode in totaal omtrent 350
miljoen aan goud en deviezen aan het
buitenland moest worden afgestaan. Dat is
dus veel minder dan het tekort op de han
delsbalans voor dezelfde periode bedraagt.
Men dient hierbij echter te bedenken, dat de
de betalingsbalans op het gehele betalings
verkeer betrekking heeft en betalingen zo
wel als ontvangsten van het buitenland voor
alle mogelijke doeleinden omvat.
Het scheepvaartverkeer levert ongetwijfeld
een aanzienlijk overschot ten gunste van ons
land op, dat dus in mindering komt van het
tekort op de handelsbalans. Een belangrijke
inkomstenbron vormt voorts de driehoeks-
handel, d.i. de handel met derde landen in
goederen, die niet in ons land worden ver
bruikt, maar aan derden worden doorge
leverd. Ten slotte wordt het tekort in het
lopende betalingsverkeer dan nog ver
sluierd door de betalingen van het buiten
land aan onS land voor de aankopen van
Nederlandse effecten, zoals Koninklijke
Petroleum, Philips en Unilever. Wellicht
zijn daarmee in de afgelopen maanden een
paar honderd miljoen gulden gemoeid ge
weest. Men zou dus, wat laatstbedoeld be
drag betreft, kunnen zeggen, dat een deel
van de Nederlandse effectenvoorraad heeft
gediend ter betaling van de naar ver
houding tot ons prestatievermogen te grote
invoer.
Indien het buitenland in het eerste halfjaar
b.v. voor 200 miljoen effecten van ons
land zou hebben gekocht en uitgevoerd, dan
zou er niet een tekort van 350 miljoen,
doch van 550 miljoen gulden in ge
noemde periode op het lopende betalings
verkeer zijn geweest.
In het communiqué van de Nederlandsche
Bank, waarin de verhoging van de officiële
discontovoet van 33/4 °/o tot 4V4 n/o werd
toegelicht, is in het bijzonder gewezen op het
ontbreken van het noodzakelijke binnen
landse evenwicht. Daarmede wordt dus
aangegeven, dat de discontoverhoging is be
doeld als een bijdrage tot de bestedings
beperking, die de regering van haar kant
met niet-monetaire middelen nastreeft.
Plet rechtstreekse effect van deze maatregel
op de betalingsbalans zal voorshands slechts
van beperkte betekenis kunnen zijn. Er zijn
geen belangrijke kapitalen voor het maken
van meer rentewinst door de handels
banken in het buitenland uitgezet en bij
gevolg zal het verder aandraaien van de
discontoschroef hier te lande ook niet tot een
belangrijke terugvloeiing van zulke uitzet
tingen kunnen leiden. Ook zal de disconto
verhoging, anders dan in het tijdperk van
de gouden standaard en van een vrij inter
nationaal kapitaalverkeer, niet een krachtige
kapitaalstroom naar ons land teweeg
brengen. Dat zou trouwens ook niet wense
lijk zijn, omdat wij niet met een incidentele
verstoring, maar met een fundamentele ver
storing van het evenwicht te doen hebben,
dat geleidelijk uit eigen kracht zal dienen
I>e iliscontoverhoging
185