rentabiliteit van het individuele bedrijf heeft
steeds onze belangstelling gehad en zal deze
in het belang der juiste financiering moeten
behouden. Ir. J. S. Keyser, directeur der
Centrale Bank, merkte in de inleiding, welke
hij op 14 december 1955 gehouden heeft ter
gelegenheid van de tweede coöperatiedag
van het Instituut voor Landbouwcoöperatie
in Zuid-Holland, het volgende op: „De na
druk moet er op gelegd worden, dat het voor
de boeren en tuinders van groot belang is,
dat zij grondig nagaan desnoods met be
hulp van landbouwboekhoudbureau of con
sulent wat hun behoefte aan bedrijfs
kapitaal is en op welke wijze zij daarin het
beste kunnen voorzien." Ook de door de
Regt bepleite intensieve samenwerking tus
sen b.v. landbouwboekhoudbureaus en Rijks-
landbouwvoorlichtingsdienst enerzijds en
boerenleenbanken anderzijds, zouden wij
toejuichen. Incidenteel bestaat deze samen
werking reeds, wat de landbouwboekhoud
bureaus betreft uiteraard met toestemming
van de betrokken cliënt.
Zowel de kredietaanvragers, de boeren, als
de kredietverleners, de banken zullen zich
door rentabiliteitsoverwegingen moeten laten
leiden. Zij zullen zich steeds in eerste in
stantie moeten afvragen: zal kredietverlening
de rentabiliteit van het bedrijf verhogen? De
beantwoording van deze vraag is dikwijls
niet gemakkelijk. Wij zijn er echter van over
tuigd, dat het hier geïntroduceerde boek
daarbij een zeer degelijke steun zal zijn. De
bestudering ervan willen we daarom ten
zeerste aan alle bestuursleden en kassiers der
banken aanbevelen. „Het is", aldus de laatste
zin van het boek, „niet alleen nodig, dat de
landbouw beschikt over een goed werkend
kredietwezen, doch ook, dat er een doelmatig
gebruik van wordt gemaakt."
verkrijgbaar bij het LEI te 's-Gravenhage.
Prijs 5.
Financieel overzicht
Het verstoorde evenwicht
De moeilijkheden, waarmede ons land in
financieel opzicht heeft te kampen, zijn in
de afgelopen maand op verschillende wijze
aan de dag getreden. Daar was in de eerste
plaats de publicatie van het belangrijke te
kort op de handelsbalans in het eerste half
jaar. Verder hield in rechtstreeks ver
band met de onbevredigende ontwikkeling
van het handelsverkeer met het buitenland
de daling van de goud- en deviezenvoor
raden van de Nederlandsche Bank aart. Als
gevolg daarvan trad de geld- en kapitaal-
schaarste in nog sterkere mate aan de dag,
terwijl de Nederlandsche Bank het tijdstip
gekomen achtte om niet lijdelijk te blijven
toezien. Zij ging daarom omstreeks het mid
den van de maand juli ertoe over het
officiële disconto verder te verhogen.
Ongeveer tegelijkertijd werd van de zijde
der centrale overheid een verbod uitgevaar
digd voor de gemeenten om voor gelden,
benodigd voor investering op langere ter
mijn, kortlopende leningen af te sluiten De
financiële crisis, waarin ons land verkeert,
kwam bij dit alles voorts vooral nog tot uit
drukking in een voortdurende lege schatkist,
een kortlopende schuld van het Rijk bij de
Nederlandsche Bank en ten slotte in een
verdere overboeking op de vrije rekening
van het Rijk bij de Nedelandsche Bank van
bijna het gehele tegoed aan geblokkeerde
guldens der z.g. tegenwaarderekening
(waarop de betalingen waren terecht ge
komen, die destijds tegenover de Ameri
kaanse geschenkzendingen aan ons land zijn
geschied en die toen waren geblokkeerd ten
einde op deze wijze bij te dragen tot een
versterking van de positie van de gulden).
Groot invoeroverschot
Om met het eerste punt, de stand van de
184