De betalingsbalans
Zowel het begrotingstekort als de positie van
de betalingsbalans wijzen er op, dat er te
weinig wordt gespaard naar verhouding tot
de uitgaven van de Nederlandse gemeen
schap voor verbruik en investeringen. De
nationale besparingen hebben in 1955 ca.
20 °/o uitgemaakt van het nationale inkomen,
doch zijn in 1956 tot ca. 18 gedaald van
het door het Centraal Bureau v. d. Statistiek
op 281/2 miljard geraamde inkomen. De
thesaurier-generaal, jhr. mr. E. van Lennep,
heeft er dan ook in een recente voordracht
op gewezen, dat de collectieve besparingen
weer tot ten minste 20 °/o zullen moeten
worden opgevoerd, indien Nederland aan de
minimale investeringsbehoeften met inbe
grip van die voor de woningbouw wil
blijven voldoen en daarenboven een zodanig
overschot op de betalingsbalans wordt ver
kregen, als noodzakelijk is in verband met
bevolkingsaanwas en toenemende econo
mische activiteit enerzijds en ten behoeve van
de buitenlandse investeringen anderzijds. In
het jaarverslag van de Nederlandsche Bank
werd op deze grond zoals bekend een over
schot van 600 miljoen op de betalings
balans als minimumeis gesteld.
Van een dergelijke bevredigende ontwikke
ling zijn wij intussen nog ver verwijderd.
Officiële gegevens van jonge datum ontbre
ken, alleen is bekend, dat de eerste twee
maanden van het lopende jaar een tekort
van 200 miljoen op de lopende rekening
van de betalingsbalans hebben opgeleverd en
dat het buitenlandse handelsverkeer voor de
eerste vijf maanden van het lopende jaar een
tekort van ruim 1900 miljoen heeft ge
laten. Bij een overschot op de betalingsbalans
van 840 miljoen over 1955, gaf 1956 een
tekort te zien van 590 miljoen, hetwelk
voor 1957 volgens de prognose van het Cen
traal Planbureau als gevolg van de beste
dingsbeperkingen wellicht geheel zou ver
dwijnen. Dat zou dan echter nog onvoldoende
zijn, aangezien zoals gezegd, ten minste een
overschot van 600 miljoen vereist is, om
een relatieve achteruitgang in de financiële-
en deviezenpositie van ons land te voor
komen.
Globaal evenwicht
Dank zij een netto-toevloeiing van deviezen
uit hoofde van de kapitaalbeweging geeft de
deviezenvoorraad van de Nederlandsche
Bank intussen sedert medio februari j.1.
praktisch geen verandering van betekenis te
zien. Deze instandhouding van de deviezen
voorraad is mede te danken aan effecten
verkopen naar het buitenland, die dus neer
komen op een intering aan nationaal ver
mogen, die de zwakheid van onze deviezen-
positie en het tekort in het lopende betalings
verkeer met het buitenland versluiert.
Het lopende- en kapitaalverkeer tezamen
hebben in elk geval voor het ogenblik tot
resultaat, dat het totaalbeeld van de be
talingsbalans in evenwicht is. Bijgevolg kan
men stellen, dat er de laatste maanden ook
een toestand van globaal evenwicht ten aan
zien van de binnenlandse liquiditeiten heeft
bestaan, die met zich heeft medegebracht,
dat ook op de geld- en kapitaalmarkt geen
verandering van betekenis kon intreden.
Inderdaad zijn de verhoudingen daar zeer
stabiel gebleven. Maar daar, zoals wij heb
ben gezien, de investeringsbehoeften de
vorming van spaarkapitaal te boven gaan,
blijven de rentenoteringen voorshands tot
stijgen neigen.
Stijging: van gemeenteschuld
Ook de financiële positie van de gemeenten
blijft uitermate gespannen. Volgens de laatst
bekende gegevens is de vlottende schuld van
de gemeenten in de eerste maanden van 1957
tot rond 1200 miljoen opgelopen. Er wordt
op de uitgaven besnoeid wat men kan, maar
vooral in verband met de eisen van de
woningbouw en de openbare werken, die deze
met zich meebrengen, moet voorshands eerder
toch met een verdere stijging van die schuld
positie rekening worden gehouden. Deze
schuld wordt met kort lopende kasgeldmid
delen gefinancierd, maar eens zal ze toch in
lang lopende schuld moeten worden omgezet,
voor zover door bezuinigingen en toeneming
van de belastingmiddelen niet een inkrimping
kan worden bewerkstelligd.
Het bestaan van zulk een aanzienlijk niet ge
consolideerde schuld draagt onmiskenbaar
ook bij tot een bestendiging van het hoge
rentepeil op de kapitaalmarkt, ondanks het
feit, dat, zoals reeds opmerkt, de gemeenten
deze door het rentegamma voor zich gesloten
vinden.
Het is tegen de achtergrond van de besproken
168