De rede van de voorzitter van het bestuur werd met de grootste aandacht ge
volgd en tot ons genoegen merkten we op, dat de geluidsversterking thans
technisch beter was afgestemd dan het vorige jaar; althans had men minder
last van hinderlijke nagalm. Dit kwam de ordelijke gang van zaken ook zeer
ten goede.
Na goedkeuring van de balans en de verlies- en winstrekening over het jaar
1956 werd de algemene vergadering van het Onderling Waarborgfonds ge
opend, waarbij ook rekening en verantwoording werd afgelegd.
Dit intermezzo vergde weinig tijd, zodat weldra een reeks punten van de
agenda, omvattende verkiezingen, konden worden afgedaan. De vervulling
van verschillende vacatures in bestuur en raad van toezicht, deels door perio
dieke aftreding, vond als volgt plaats.
De heer mr. C. Th. E graaf van Lijnden van Sandenburg werd herkozen als
lid van het bestuur en de heren dr. A. J. Verhage, J. Banis en ir. B. D. van
Schelven werden herkozen als lid van de raad van toezicht.
Door uitbreiding van deze raad met één lid werd bovendien de heer
G. Schuyt Kzn. te St. Maartensbrug gekozen.
Als plaatsvervangende leden van het bestuur werden gekozen de heren
N. J. ff. Raat te Zeist en H. A. Wind te Sneek.
Aan de orde was vervolgens het punt „vaststelling van de dispensatieregeling",
waarop een uitvoerige toelichting werd gegeven door de heer H. J. Hendriksen,
adjunct-directeur van de Centrale Bank.
DISPENSATIEREGELING NOODZAKELIJK ALS INTERNE
LIQUIDITEITSBESCHERMING
JAARSTUKKEN EN VERKIEZINGEN
REDE VAN DE HEER H. J. HENDRIKSEN
Verklaring van de opzet en de werking der interne
regelingwaarop het verlenen van dispensatie voor
te verstrekken kredieten berust.
Verstrakking van die regeling is in deze tijd als
onvermijdelijk te bcschomoen.
Uit de rede van üe voorzitter van het bestuur is U
reeds duidelijk geworden waarom deze wijzigingen op
korte termijn moesten worden ingevoerd.
In tal van ringvergaderingen en op voorlichtings
cursussen, gehouden in het najaar van 1956, is om
standig uiteengezet Ihoe en om welke redenen de
radicale omslag op de geld- en kapitaalmarkt zich
heeft voltrokken en welke gevolgen ook ons land
bouwkredietwezen hiervan ondervond. Aan de hand
van de toen beschikbare gegevens is onze banken
duidelijk gemaakt, dat het bestuur van de Centrale
Bank genoodzaakt was om in te grijpen, teneinde de
noodzakelijke liquiditeit van onze organisatie te kun
nen handhaven.
Ik moge alweer ter oriëntering van diegenen
onder U, die deze voorlichting hebben gemist in
het kort de strekking van de z.g. dispensatieregeling
uiteenzetten.
De boerenleenbanken oefenen hun kredietbedrijf in de
eerste plaats uit door middel van de aangetrokken
spaargelden met een min ol meer stabiel karakter,
maar grotendeels vrijwel direct opvraagbaar voorts
met rekening-courantsaldi, bestaande uit tijdelijke
bedrijfsovcrschotten met een labiel karakter en ten
slotte met eigen middelen, d.w.z. de reserves.
Uit deze middelen in totaal ruim 1.900 miljoen
financieren de boerenleenbanken de bedrijven van
haar leden. w.o. de honderden coöperaties, met voor
schotten en kredieten, terwijl naar gelang van de
hoogte van de onbelegde middelen en rentabiliteits-
belhoeftcn beleggingen plaats vinden in leningen aan
lagere publiekrechtelijke lichamen, scholen met agra
rische en andere inslag, kerken, instellingen van al
gemeen nut en in effecten.
Het is in de achter ons liggende 60 jaren, waarin de
boerenleenbanken zich ontwikkelden tot spaarinstel-
157