waren en hoe deze in 1950 bijna 2.000,— per ha
kwantiteiten van hulpstoffen, die voor onze landbouw
speciaal als veredelingslandbouw nodig zijn, dan staat
wel vast, dat daarvoor zeer grote bedragen nodig zijn
voor de financiering, omdat juist de voorziening met
deze hulpstoffen regelmatig zal moeten geschieden.
Is aan alle behoefte voldaan?
Men zou nu de vraag kunnen stellen of de organisatie
ondanks deze grote bloei, ook aan alle behoefte heeft
voldaan. Zo het antwoord op deze vraag ontkennend
zou moeten luiden, dan zou men kunnen vragen, is
het de bank, die bijvoorbeeld onvoldoende gebruik
maakt van haar mogelijkheden of en dat is een vraag,
die men daarnevens tegelijkertijd zal moeten stellen,
dient soms op een andere wijze aan de behoeftebevre
diging van krediet medegewerkt te worden. Ik geloof
dat deze vraag belangrijk genoeg is om haar te stellen,
ook op een dag als vandaag. Vooral ook, omdat het
wel duidelijk is, dat de behoefte aan meer krediet in
de landbouw in de laatste jaren zeer duidelijk is ge
bleken. Die behoefte aan krediet is wel daarom vooral
zeer sterk stijgende, omdat de Nederlandse landbouw
zich op het ogenblik in een periode van sterke, van
zeer snelle ontwikkeling bevindt.
Indien wij na 1945 kunnen waarnemen de drang naar
verbetering van land en gebouwen, de noodzaak tot
deze verbetering en de noodzaak tot de verdere
rationalisatie van het bedrijf zelve ik wijs daarbij
op de mechanisatie dan stelt dat aan de finan
ciering van de bedrijven zeer hoge eisen. Maar niet
alleen worden deze eisen gesteld aan het landbouw
bedrijf in engere zin, aan de individuele boer dus.
het individuele bedrijf van de boer, maar datzelfde
wordt momenteel ook gevraagd van het apparaat, dat
moet dienen om de produkten af te zetten, te ver
werken, te exploiteren of te distribueren in het eigen
land.
Ik geloof, dat wij hier in feite kunnen zeggen, dat
wij hier te maken hebben met het probleem, dat het
een noodzaak is voor de Nederlandse landbouw en
de daarop gebouwde landbouwindustrie, het tempo
van de snelle stijging van de arbeidsproduktiviteit,
die wij in het algemeen in andere bedrijfstakken
kunnen waarnemen, bij te houden. Dat is eigenlijk
de grote taak waarvoor de Nederlandse landbouw en
de Nederlandse landbouwproduktenverwerkende in
dustrie staat. Uiteindelijk zal dat bepalend zijn voor
haar welvaartsniveau.
Financieringsvraagstukken
En deze noodzaak gaat op het ogenblik gepaard met
sterk stijgende kosten van investering en daarnaast
ongelukkigerwijs ook met dalende opbrengstprijzen
van de meeste agrarische produkten. Het is duidelijk,
dat deze drie factoren de Nederlandse landbouw voor
uitermate moeilijke financieringsvraagstukken stellen.
En ik meen, dat wij wel kunnen en mogen vaststellen,
dat dit een van de belangrijkste knelpunten is in de
ontwikkeling van ons agrarisch produktieproces. Het
is dan ook om deze reden, dat momenteel aan dit
vraagstuk grote aandacht wordt geschonken. Er is een
grote vraag van de zijde van de betrokkenen en aan
de andere kant is er natuurlijk een zekere grens in
datgene wat aan deze vervulling van de behoeften
kan worden gedaan. Er wordt wel eens gesteld, dat
de boerenleenbanken een grote terughoudendheid met
betrekking tot de krdietverlening aan de dag leggen.
En ik zou hier de vraag willen stellen, is dat waar?
Ik geloof, dat als wij de cijfers zien, die ik zoéven
heb genoemd, deze bewering daarmede reeds is ge
logenstraft. Want het is duidelijk, ook de bank heeft
haar grenzen. En die grenzen zullen bepalend zijn
voor het oordeel, dat men heeft en moet hebben over
de zorgvuldigheid een van de eerste vereisten van
een bank en het vertrouwen, dat zij moet weten
te behouden. Met name stelt natuurlijk de liquiditeit
haar grenzen. Speciaal wel ten opzichte van de uit
zettingen op lange termijn. Als wij voor de coöpera
tieve boerenleenbanken als eerste, als primaire taak
zien, de financiering, medehelpen van de financiering
van haar individuele leden, dan zal ze daarvoor ook
in de eerste plaats gelden moeten reserveren. Zij zal
vanzelfsprekend een zekere rangorde moeten opmaken
voor al diegenen, te weten organisaties en organen,
die eventueel geholpen moeten worden.
En als zij dus deze rangorde moet maken en daarbij
moet uitgaan van de financiering van het individuele
boerenbedrijf, dan is het duidelijk, dat zij niet aan
alle aanvragen van landbouwverenigingen en orga
nisaties op het gebied van de landbouw kan voldoen.
En zeker zal zij dat niet kunnen doen in een periode
van algemene schaarste aan kapitaal, want dan is
het moment eerder aangebroken om neen te zeggen,
dan wanneer de kapitaalmarkt ruimer is.
Hoge investeringskosten
lk kreeg een dezer dagen op tafel een rapport van
het Landbouw Economisch Instituut, „Het Financie
ringsvraagstuk in de Nederlandse Landbouw", door
Dr. de Regt. Zonder dat ik dit boekje heb kunnen
bestuderen daarvoor was de tijd tekort geloof
ik toch wel, dat wij kunnen zeggen, dat hier een
waardevolle studie is verricht en dat hier zeer veel
belangrijk materiaal is verzameld. Aangezien het
financieringsvraagstuk in de landbouw op het ogen
blik als een ernstig vraagstuk aan de orde is, is het
belangrijk, dat dit werk in deze tijd is verschenen
en dat het Landbouw Economisch Instituut goed heeft
gedaan het nu uit te geven. Als ik in dit boekje lees
hoe de bouwkosten en nu haal ik dat alleen maar
aan als voorbeeld in de landbouw zijn gestegen
en ik daarbij enkele cijfers vergelijk, dan zie ik, hoe
in 1938 nog voor een bedrijf, een akkerbouwbedrijf
van 20 ha de bouwkosten ongeveer 600,— per ha
waren en nu al omstreeks tot 2.500,per ha ge
stegen zijn, terwijl deze stijging nog niet tot stilstand
is gekomen. Voor het gemengde bedrijf gaan deze
kosten tot ongeveer 3.500,per ha. Deze cijfers
tonen duidelijk aan, dat zich hier zeer ernstige vraag
stukken voordoen, vooral indien wij daarbij in acht
nemen, dat het gebouwenkapitaal, hoewel misschien
niet gezegd mag worden, verouderd is, toch wel in
vele streken niet meer voldoet aan eisen, die aan een
rationeel bedrijf mogen worden gesteld.
Er zal dus nog zeer veel verbeterd moeten worden
Als ik daarnaast zie hoe de kosten van investeringen
zijn gestegen en als ik zie. dat in de IJsselmeerpolders
ten aanzien van de dode- en levende inventaris een
nieuwe inventaris al een bedrag van ongeveer 1.000,
per ha vraagt en wij ook nog zien als totaal, dat
een vermogensbehoefte volgens De Regt voor een
veehouderijbedrijf van circa 12 ha bij volledige eigen
dom van de produktiemiddelen is gestegen tot onge
veer 90.000,dan is het zeer duidelijk, dat zich
hier zeer ernstige vraagstukken gaan voordoen en dat
mede als gevolg hiervan ook de financiering van het
landbouwbedrijf een moeilijk vraagstuk is geworden.
Als we dit beeld zien tegenover een achtergrond van
een over het algemeen ongunstige structuur in de
Nederlandse landbouw, niet alleen een technische
structuur in vele streken van ons land, maar ook een
ongunstige structurele periode wat betreft de kosten
128