de vorm van catastrofaal lage koolprijzen. In een zachte winter wil het niet erg met de export van kool en als er dan nog een vroeg voorjaar op volgt, dan komt er spoedig helemaal een eind aan de export van onze wintergroenten. Het prijsverloop van de voorjaarsgroenten was tot dusverre niet om over te roemen. Er doet zich reeds de verwachte buitenlandse concurrentie (vooral van Italië) gevoelen. Het is echter nog te vroeg om te treuren of te juichen. Het eigen lijke seizoen moet nog beginnen. Als eerstdaags de grote produkten, stooktomaten en komkom mers aan de markt komen, zullen we meer weten. Publiekrechtelijke veilplicht Er zijn in de tuinbouw nog meer interessante punten. Een ervan is de discussie rondom de publiekrechtelijke veilplicht. Voor en na komt deze zaak aan de orde en dan blijken er nogal uiteenlopende meningen over te bestaan. In een vergadering van het bestuur van het Produkt- schap voor Groenten en Fruit is het vorig jaar dit punt uitvoerig in behandeling geweest. De vertegenwoordigers van industrie, groot- en kleinhandel, exporteurs en telers dachten er lang niet gelijk over, doch kwamen (op verschillende gronden) tot de unanieme conclusie, dat momen teel de publiekrechtelijke veilplicht niet gemist kan worden. De producenten zijn er het minst enthousiast over. Zij staan op het standpunt, dat de publiekrechtelijke veilplicht niet nodig is voor de veilingen, die zelf hun zaken goed in orde hebben, dat wil zeggen de veilplicht in haar statuten hebben opgenomen en deze ook handhaven. De veilingen moeten het niet heb ben van een publiekrechtelijke regeling. Daar door zijn zij niet sterk geworden en daardoor zullen zij ook niet sterk worden. Het overgrote deel der veilingen heeft reeds jarenlang de veil plicht zelf ingevoerd. Een krachtige en gezonde organisatie moet niet leunen op een over heidsmaatregel (Groenten en Fruit dd. 11 ok tober 1956). Voor de veilingen is de publiek rechtelijke veilplicht steeds aanvaard, omdat deze met het oog op de uitvoering van algemene regelingen (minimumexportprijzen voor België en Duitsland b.v.) moeilijk gemist kan worden. Zij heeft echter grote bezwaren, omdat zij afzet- gewoonten in stand houdt, die met veilen niets te maken hebben rechtsreeks verkopen aan handelaren met de verplichting deze transactie door een veiling te doen registreren). Er zijn in sommige streken van ons land veilin gen vnl. fruitveilingen, die voor een belangrijk deel drijven op de publiekrechtelijke veilplicht. Hun leden zijn nog niet zover, dat zij een streng doorgevoerde privaatrechtelijke veilplicht ge makkelijk aanvaarden. Het zou echter een goed ding zijn als deze veilingen de leden in de goede richting (het aanvaarden en naleven van de statutaire veilplicht) zouden blijven opvoeden. Dat is immers een betere basis dan een rege ling van het Produktschap, die op een goede dag (als de inzichten van de bestuursleden zich zouden wijzigen) wel eens zou kunnen worden weggestemd. Tuinbouw en industrie Op de voorlichtingsdag van de Nederlandse 1 uinbouwraad is onlangs gesproken over de vraag „Past de tuinbouw in de voortschrijdende industrialisatie?" Het thema is: onze bevolking neemt toe tot 13 a 14 miljoen zielen in 1980. Voor het handhaven van een redelijk welvaarts peil is verdere industrialisatie nodig. Hoewel men het erover eens is, dat de industrievestiging bij voorkeur niet in het Westen, doch in overig Nederland zal moeten plaats hebben, zal vol gens een der inleiders (dr.Verhage) de tuinbouw toch voor moeilijke problemen worden gesteld. Een aantal industrieën zal zijn vestigingen direct bij de zee zoeken. Dit zal in het bijzonder het geval zijn met de zware industrieën. Afge zien van de fruitteelt (die goeddeels buiten het Westen ligt), hebben zich in de Hollanden cen tra van tuinbouw gevormd, die onmisbaar zijn voor de uitoefening van b.v. de exportfunctie van de tuinbouw. Daarnaast spelen deze centra een grote rol in verband met voorlichting en goede bedrijfsuitoefening. Zonder schade zal de tuinbouw in het algemeen niet verplaatst kun nen worden buiten het Westen. Dr. Verhage heeft vervolgens de problemen voor de onderscheidene centra van tuinbouw besproken. Hij noemde b.v. het Westland een onvervangbaar centrum, dat bedreigd wordt door de uitbreiding van het havengebied van Rotterdam, door industrie aan de Noordkant van de Nieuwe Waterweg en door stadsuit breiding van Den Haag. Verdere gevaren voor het Westland zijn de verzilting van de bodem en de schade door industriegassen. Zwijndrecht noemde hij in mindere mate een centrum. Ver plaatsing zou echter grote kosten met zich mede brengen. Boskoop is onvervangbaar evenals de bollenstreek en Aalsmeer. De tuinbouw in Zuid- Kennemerland is al voor een groot deel ver drongen door de uitbreiding van de hoogovens en aanverwante industrieën. Conclusie van dr. Verhage: Naast de groeiende industrie moet er plaats blijven voor de tuin bouw. Overleg en samenwerking moet onheilen 105

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1957 | | pagina 7