^J/redietv
g door deposanten
middelaar te zijn tussen de wereld overzee en
het Europese continent. Wij gooien het
voordeel van onze geografische ligging (onze
grootste natuurlijke rijkdom) weg, indien
wij ons deze taak zelfs maar gedeeltelijk
uit handen laten nemen voor het dubieuse voor
deel, dat een continentaal stelsel ons kan bren
gen. Het is daarom van het allergrootste belang,
dat de gemeenschappelijke markt zich niet ont
wikkelt tot een zwaar beschermd, autarkisch
gebied, waarin grote kartels de lakens uitdelen.
De Beneluxlanden met hun voorkeur voor lage
tarieven zullen daarvoor moeten waken. Wellicht
krijgen zij daarbij steun van één der groten, n.1.
West-Duitsland, welks minister van Econo
mische Zaken geen voorstander is van verhoging
der buitentarieven en een tegenstander is van
het scheppen van nieuwe gevestigde belangen.
De ontwikkeling op de geld- en kapitaalmarkt
heeft in de laatste maanden geleid tot een
ongezond verschijnsel, dat kan worden aange
duid met de omschrijving „kredietverlening
door deposanten".
Het heeft zich in de afgelopen maanden her
haaldelijk voorgedaan, dat geldvragers, die er
niet in slaagden hun financieringsbehoeften te
dekken bij het bankwezen, zich richtten tot de
deposanten bij het bankwezen.
Ter vermijding van ieder misverstand zij voor
opgesteld, dat ook in tijden van een rustige
ontwikkeling op geld- en kapitaalmarkt regel
matig een beroep wordt gedaan op deposanten
bij het bankwezen. Zulks geldt dan in het bij
zonder de institutionele beleggers, zoals b.v. de
levensverzekeringmaatschappijen en de pen
sioenfondsen. Dergelijke instellingen hebben een
min of meer regelmatig verlopend premie
inkomen. Dit premie-inkomen is naar zijn aard
bestemd om goeddeels te worden belegd, en wel
op lange termijn.
Het spreekt welhaast vanzell, dat de institutio
nele beleggers bankrekeningen aanhouden. Een-
voudigheidshalve zou kunnen worden gesteld,
dat naarmate die rekeningen bedragen verte
genwoordigen, die voor belegging in aanmer
king komen, de belegging ook inderdaad plaats
vindt. Die belegging kan geschieden in effecten;
zij kan evenzeer geschieden in onderhandse
leningen. Dit feit is van zo algemene bekend
heid, dat instellingen, die middelen op lange
termijn behoeven, zich veelal rechtstreeks tot de
institutionele beleggers wenden voor het ver
strekken van leningen. In die zin wordt dan een
beroep gedaan op deposanten bij het bank-
82
wezen, óók in tijden, waarin zich een normale
ontwikkeling voltrekt. De hier beschreven gang
van zaken is daarom volstrekt „normaal om
dat de middelen, waarop een beroep wordt ge
daan, werkelijk kapitaalmarktmiddelen zijn, die
voor belegging op lange termijn in aanmerking
komen.
In de afgelopen maanden is evenwel herhaal
delijk door geldvragers voornamelijk lagere
publiekrechtelijke lichamen een rechtstreeks
beroep gedaan op deposanten bij het bankwezen
voor het verstrekken van zogenaamd kort
krediet.
Het bankwezen zelf was niet bereid bedoelde
korte leningen te verstrekken, hetzij op grond
van liquiditeitsoverwegingen, hetzij op grond
van de overweging, dat die zogenaamde korte
kredieten in wezen dienden ter financiering van
langlopende projecten (investeringen), hetzij op
grond van een combinatie van dergelijke over
wegingen.
De deposanten, bestaande uit verschillende
sectoren van het bedrijfsleven, werden op grond
van rentabiliteitsoverwegingen bereid gevonden
in die gevallen de functie van bankier over te
nemen.
Deze ontwikkeling mag om verschillende rede
nen ongezond genoemd worden.
Wanneer de verstrekking van kort krediet, het
geen tot de taak van het bankwezen moet
worden gerekend, geremd wordt door een ver-
krapping van de geldmarkt, en zodanige finan
cieringen dan toch tot stand komen door een
rechtstreeks beroep op de deposanten, dan im
pliceert zulks, dat de natuurlijke rem voor de