de eerste twee maanden van 1957 een tekort
heeft opgeleverd van 800 miljoen of 330
miljoen meer dan in de overeenkomstige
periode van het vorige jaar.
Inderdaad valt in de deviezenbeweging een
lichte kentering voor de zo juist afgesloten
maand vast te stellen. De laatste vier weken
hebben althans voor het eerst na zeer lange tijd
voor een dergelijk tijdsbestek, een toeneming
met rond 20 miljoen te zien gegeven. Echter
dient men hierbij toch goed te bedenken, dat
de deviezenpositie van de Nederlandsche Bank
het spiegelbeeld vormt afgezien dan van de
verschillen, die zich in de deviezenposities der
andere banken voordoen van het lopende
betalingsverkeer tezamen met het z.g. kapitaal
verkeer. Onder dit laatste begrip vallen niet die
betalingen, die geschieden op grond van econo
mische prestaties goederenverkeer of dienst
verlening doch overmakingen van kapitalen,
bv. voor de aankoop van effecten zoals aan
delen Koninklijke Petroleum, kredietverle
ningen, enz.
Enkele jaren geleden, toen het buitenland op
grote schaal aandelen Koninklijke en ook, in
mindere mate, andere fondsen op de Amster
damse beurs wegkocht, waren die effectenaan
kopen voor de deviezenpositie van grote be
tekenis, al werd die kapitaalaanwas dan ook
goeddeels weer aangewend voor schuldaflos
sing van de Staat in het buitenland, voor
buitenlandse emissies, kredietverlening (aan
België) e.d. Dat laatste zou nu echter niet ol
in veel mindere mate geschieden, omdat het
lopende verkeer een groot tekort laat. En daarin
zal zich dus, als gevolg van de bekende maat
regelen tot beperking van de bestedingen, een
belangrijke verbetering in de loop van dit jaar
moeten voltrekken.
Voortdurende middelenschaarste
Dat de middelentoevloeiing uit het buitenland
nog niet veel zoden aan de dijk zet, blijkt dui
delijk uit de positie van geld- en kapitaalmarkt.
Daar is de schaarste in de afgelopen maanden
eerder nog scherper aan de dag getreden. De
verwachting, gewekt door de discontoverlaging
in Engeland, n.1. dat nu ook ten onzent een
onspanning in de geldsector zou intreden, is
niet in vervulling gegaan. De positie van de
geldmarkt blijft voorshands uiterst moeilijk.
Het particuliere bankwezen heeft het ook in de
afgelopen maand niet zonder hulpverlening
van de Nederlandsche Bank kunnen stellen
waarbij wij in het bijzonder denken aan de
voorschotten in rekening-courant. Aan de
andere kant is er dringende vraag naar z.g
94
kasgeldleningen van de zijde der gemeenten
blijven bestaan. Deze zien zich nog steeds de
weg naar de publieke kapitaalmarkt versperd
door het rentegamma en moeten zich dus ten
minste tijdelijk met kasgeldleningen, die tot ten
hoogste een jaar lopen, redden. Het maximale
tarief daarvan is ca. 5V4 terwijl voor ter
mijnen van drie maanden een jaarlijkse rente
basis geldt van 43/4 a 5
Verlaging dekkingspercentage
De belangrijkste gebeurtenis op het gebied van
het geldwezen is in maart geweest de verlaging
van het dekkingspercentage door de Neder
landsche Bank van 7 tot 6 per de 22ste. Deze
verlaging hangt nauw samen met de financie
ring van de woningbouw. In dit verband
brengen wij in herinnering, dat het levensver-
zekeringbedrijf en de pensioenfondsen met de
Bank voor Nederlandsche Gemeenten zijn over
eengekomen in totaal leningen tot een bedrag-
van ongeveer 600 miljoen te verstrekken,
waarvan de stortingen in 1957 en 1958 dienen
te geschieden. Maar ook de geldgevers zitten in
wezen krap in de middelen en genoemde bank
instelling heeft aan de afsluiting van de
leningen dan ook de faciliteit verbonden van
belening gedurende ten hoogste een jaar, op
basis van de rentevoet van 4V4 °/o, die ook aan
die leningen is verbonden. Dit komt er dus op
neer, dat eigenlijk de bank voor Nederlandsche
Gemeenten gedurende die beleningsperiode de
stortingen voorschiet. Maar aangezien deze
bank zelf ook niet over een ruime kas beschikt,
moet zij op haar beurt weer terugvallen op het
gewone bankwezen. Door nu de banken ge
zamenlijk toe te staan een dekking aan te
houden, die slechts 6 tegen tot dusverre 7 °/o
van de aan de banken toevertrouwde middelen
uitmaakt, krijgen deze een armslag van 50
miljoen, die ten bate van de woningbouw-
financiering kan strekken. De Nederlandsche
Bank heeft met betrekking tot deze maatregel
opgemerkt, dat deze wordt genomen ter ver
gemakkelijking van de noodzakelijk gebleken
gedeeltelijke voorfinanciering van de aan de
Bank voor Nederlandsche Gemeenten door een
aantal institutionele beleggers gegeven leningen
en heeft daarbij tevens het tijdelijk karakter van
deze verlaging onderstreept. Een en ander heeft
in financiële kringen nogal opzien gebaard
vooral wegens de tegenstrijdigheid, die daarin
schuilt in het licht van het streven tot beste
dingsbeperking. In beginsel eist nl. een gezonde
financiële politiek, dat investeringen op lange
termijn uitsluitend worden gefinancierd met
vermogen, dat voor lange tijd beschikbaar is.