raag en antwoord
inancieel
overzicht
I raag: Een cliënt-landbouwer, die krediet
nemer bij onze bank is, heeft als zekerheid
voor dit krediet zijn dode en levende inven
taris aan onze bank overgedragen. Indien op
het moment van de overdracht van deze in
ventaris aan de bank nog een belastingschuld
van de cliënt bestaat, kan dan de fiscus bij
eventuele liquidatie of faillissement, nog
voorrang boven de bank doen gelden bij het
verhalen van deze belasting, als de bank de
inventaris gaat verkopen om met de opbrengst
hiervan het krediet bij de bank af te lossen?
Kan de fiscus ook nog aanvoeren, dat er bij
cliënt belastingschulden bestonden op het
moment, dat overdracht van inventaris plaats
vond?
\ntwoord: Wanneer een landbouwer zijn
dode en levende inventaris aan de bank in
eigendom tot zekerheid overdraagt, terwijl hij
deze op de door hem gebruikte bodem blijft
gebruiken, dan is de fiscus op deze goederen
bevoorrecht voor schulden van de krediet
nemer ter zake van directe belasting, uitge
zonderd de grondbelasting. Een van onze
bezwaren tegen de eigendom tot zekerheid is
juist, dat de fiscus op die wijze boven de
zekerheidseigenaar uitkomt. Onverschillig is
daarbij of de belastingschuld ontstond vóór
of na de zekerheidsoverdracht aan de bank.
De bepaling, waaraan de fiscus dit voorrecht
ontleent, is art. 16 lid 3 van de Invorderings-
wet van 1845. Dit artikel kent aan de fiscus
recht van verhaal toe op de navolgende
goederen, wanneer deze zich op de bodem
van de belastingschuldige bevinden, onver
schillig aan wie deze toebehoren:
de geoogste en nog niet geoogste vruchten;
roerende goederen tot stoffering van een huis
of landhoeve; daaronder moeten worden ver
staan alle goederen, die voor het gebruik en
ten nutte van het betrokken huis of boerderij
moeten dienen, zodat ze de hulpmiddelen of
werktuigen zijn van het gebruik, dat men van
het huis of de boerderij zelf maakt;
roerende goederen, dienende tot bebouwing
of gebruik van het land, zoals het vee of de
landbouwgereedschappen en dergelijke.
Voor beantwoording der vraag of zich deze
goederen op de bodem van de belastingplich
tige bevinden, is niet van belang of de be
lastingplichtige eigenaar van die gronden is,
doch uitsluitend of hij deze al dan niet
gebruikt.
Het voorrecht van de fiscus wordt door deze
uitgeoefend, doordat hij beslag legt op de
goederen van de belastingplichtige. De zeker
heidseigenaar kan dan niet tegen het beslag
opkomen.
Het is natuurlijk mogelijk, dat, indien
uw bank tot executoriale verkoop der
betrokken goederen zou overgaan, deze nog
niet door de fiscus in beslag zijn genomen. De
fiscus zal dan o.i. het recht hebben om de van
de bodem van de belastingplichtige wegge
voerde goederen door middel van een z.g.
revindicatoir beslag terug te vorderen.
Verwachtingen omtrent de betalingsbalans
Minister Zijlstra heeft aan de hand van de
nieuwste ramingen van het Centraal Plan
Bureau voorspeld, dat het evenwicht van de
betalingsbalans voor het lopende verkeer in de
loop van 1957 zal worden hersteld en reeds de
eerste tekenen van een ontspanning met be
trekking tot handels- en betalingsbalans ge-
signaleerd. En aangezien voor geheel 1956 een
tekort voor het lopende betalingsverkeer met
het buitenland van globaal 600 miljoen was
geraamd, zou een verwerkelijking van de door
de minister uitgesproken verwachting reeds een
zeer belangrijke verbetering betekenen. Die
verbetering zal dan vooral moeten komen van
de kant van de buitenlandse handel, die voor
93