sanering geblokkeerde middelen, een afvloeiing
die aan de aktiefzijde haar weerspiegeling vond
in een daling der liquide middelen.
De daling der liquide middelen was intussen
groter dan die der toevertrouwde gelden, als
gevolg van een toeneming der kredietverlening
en beleggingen in eigen kring en van de overige
uitzettingen.
Het tijdvak van ultimo 1948 tot ultimo 1951
In dit tijdvak namen de toevertrouwde middelen
blijkens de eerste twee overzichten in geringe
mate toe, terwijl de vermeerdering der krediet
verlening en beleggingen in eigen kring en der
overige uitzettingen krachtig werd voortgezet.
Als gevolg van deze ontwikkeling ondergingen
de liquide middelen een verdere daling.
Het tijdvak van ultimo 1951 tot ultimo 1955
Dit tijdvak wordt blijkens het tweede en derde
overzicht in hoofdzaak gekenmerkt door een zeer
aanzienlijke stijging der toevertrouwde midde
len tot bijkans het peil van ultimo 1945, die de
overigens niet onaanzienlijke stijging der uit
zettingen overtrof. Het gevolg was een vei
meerdering der liquide middelen.
Het tijdvak van ultimo 1955 tot ultimo 1956
In het jaar 1956 herhaalde zich een soortgelijke
beweging als de hierboven voor het tijdvak van
ultimo 1948 tot ultimo 1951 omschreven ont
wikkeling.
De toevertrouwde middelen stegen in mindere
mate dan de uitzettingen, als gevolg waarvan
de liquide middelen een daling ondergingen.
De uitzettingen der boerenleenbanken stegen in
dit jaar in groter mate dan in enig ander na
oorlogs jaar.
Samenvatting
Vergelijking der cijfers per ultimo 1945 met die
per ultimo 1956 leert, dat het balanstotaal is
gestegen met 134 miljoen.
Aan de aktiefzijde is die stij
ging het gevolg van een stij
ging der kredietverlening en
beleggingen in eigen kring
met 758 miljoen
een stijging der overige uit
zettingen met202 miljoen
een stijging der post „diver
sen" met 17 miljoen
totaal der stijgingen 977 miljoen
en een daling der liquide mid
delen met 843 miljoen
netto stijging 134 miljoen
Aan de passiefzijde is de stij
ging het gevolg van een stij
ging der reserves met 42 miljoen
een stijging der toevertrouwde
middelen met76 miljoen
een stijging van de krediet
verlening der Centrale Bank
aan de boerenleenbanken met 6 miljoen
en een stijging der post „di
versen" met 10 miljoen
totaal 134 miljoen
De relatieve betekenis van de hier vermelde
mutaties voor de samenstelling van de achter
eenvolgende gecombineerde balansen blijkt uit
het vierde overzicht.
De kredietverlening en beleggingen in eigen
kring maakten per ultimo 1945 5 uit van het
balanstotaal, tegen 43 per ultimo 1956.
Het percentage der overige uitzettingen steeg
van 8,2 tot 17,8 °/o, dat der liquide middelen
daalde van 86,4 tot 38,0 °/o.
Het percentage, dat het totaal der toever
trouwde middelen van het balanstotaal uit
maakte, daalde van 97,8 °/o per ultimo 1945 tot
95 per ultimo 1956.
Het deel, dat de spaargelden uitmaakte van het
totaal der toevertrouwde middelen nam gaan
deweg toe; de omvang der creditgelden in
rekening-courant nam naar verhouding eniger
mate af.
84