katie van de stand der staatsschuld aan het einde van 1956. De z.g. gevestigde binnen landse staatsschuld beliep op 31 december jl. 11.096 miljoen tegen 10.987 miljoen einde 1955, zodat er een netto stijging was van slechts 109 miljoen. Daarnaast is de buitenlandse gevestigde schuld van Nederland, met inbegrip van de lang lopende kredieten, verminderd van 2.013 miljoen einde 1955 tot 1.947 miljoen einde 1956, derhalve met 66 miljoen. Binnen- en buitenlandse schuld tezamen geven derhalve slechts een geringe toeneming te zien van 43 miljoen. Beschouwt men echter het verloop van de vlot tende schuld in 1956, dan blijkt deze inclusief de verplichtingen uit hoofde van oorlogs- en waternoodschade van 6.688 tot 5.417 mil joen te zijn afgenomen, derhalve met 1.271 miljoen. De totale Nederlandse staatsschuld op korte en lange termijn is dus in 1956 met netto 1.228 miljoen tot 18,46 miljard gedaald, dus nog meer dan in 1955, toen de nationale schuld in totaal met 1.061 miljoen vermin derde. Einde 1950 was de totale staatsschuld evenwel nog 251/» miljard, waaruit dus valt af te leiden, dat er sedert laatstgenoemd jaar een daling met rond 7 miljard is ingetreden. Op zichzelf is deze vermindering van de staats schuld een verheugend verschijnsel en het kan vooral in deze tijd, waarin nog al eens pessi mistische geluiden te beluisteren vallen omtrent de financiële positie van de Staat en het finan ciële overHeidsbeheer, zijn nut hebben, zich nog eens de ontwikkeling van de laatste jaren voor ogen te stellen. Vooral in een tijd van hoog conjunctuur dient aan de versterking van de financiële positie van het land te worden ge werkt, om een appeltje voor de dorst te be houden voor tijden van tegenspoed. Maar van monetair standpunt bezien waren vooral aan de aflossingen van 1956 bezwaren verbonden, om dat de inflationistische tendenzen, die men al gemeen wil bestrijden, door de verruiming van het geldreservoir, die aldus werd bewerkstel ligd, nog werden versterkt. Zo heeft dus ook deze medaille twee kanten. Indien de overheid het inflatoire effect van de aflossing op kort lopende schuld had willen vermijden, dan had zulks het beste bereikt kunnen worden door daartegenover een lang lopende lening uit te geven. De afgeloste be dragen vloeiden echter in hoofdzaak naar het bankwezen, dat deze middelen dankbaar aan wendde om aan de sterk vergrote kredietbe hoefte van het bedrijfsleven te kunnen voldoen. Derhalve zouden niet de afgeloste bedragen zelf, doch andere gelden, nl. die van de particuliere spaarders, voor de op de kort lopende schuld afgeloste in de plaats hebben moeten treden, hetgeen de rentevoet nog sterker zou hebben doen stijgen dan reeds het geval is geweest. En zulk een gedragslijn pastte reeds daarom niet in het raam van het financiële be leid van de regering, afgezien van het streven de kapitaalmarkt over te laten aan de ge meenten en het bedrijfsleven. I)e emissiebedrijvigheid De grotere weerstand, die op de staatsfondsen- markt aan de dag is getreden, is volgens de opvatting in financiële kringen in niet geringe mate te danken aan het welslagen van de ver schillende emissies, die de laatste tijd in de risico mijdende sector van de kapitaalmarkt hebben plaats gevonden. In het bijzonder de sterke overtekening van de tweede spoorweg- lening, die met een rentevoet van 4'Vr tegen een koers van 98 °/o tot een bedrag van 25 miljoen werd uitgegeven, werd als een betrouw bare maatstaf beschouwd voor de technische positie van de obligatiemarkt. Op het ogenblik van schrijven is de koers van de eerste zowel als van de tweede spoorweglening van het aan gegeven type tot 10172 gestegen, derhalve 37a 0/0 boven de emissiekoers. Men heeft zich op grond van deze gunstige gang van zaken reeds afgevraagd, of de Spoorwegen misschien met nog een derde lening, waaraan dezelfde voorwaarden verbonden zijn (vooral het uit sluiten van vervroegde aflossing) zullen komen. Ook het bedrag van 5 miljoen 5 °/o rentende 10-jarige pandbrieven der Rotterdamsche Scheepshypotheekbank, waarop tegen 99 °/o kon worden ingetekend, is er met vlag en wimpel ingegaan. Maar hier had men ook wel met een bijzonder korte looptijd te doen. Vervroegde aflossing is uitgesloten, terwijl eerst na zes jaren met aflossing wordt begonnen, zodat de gemiddelde looptijd slechts acht jaar bedraagt bij een rendement van 5:i/16 °/o. De Veenkolo niale Bank hield niet een inschrijving op één dag, maar kondigde de afgifte aan van f 3 mil joen in totaal aan 574 rentende pandbrieven tegen pari. Deze pandbrieven hebben een loop tijd van ten hoogste 16 jaar, waarbij de moge lijkheid tot vervroegde aflossing gedurende de eerste zes jaar is uitgesloten. Verder verkoopt de Maatschappij voor Middellang Crediet „over de toonbank" 10 miljoen 43/4 obligaties a 9972 De looptijd hiervan is slechts tien jaar. Men kan dus constateren, dat voor het ogenblik een rente van 5 of ten hoogste 574 °/o het pla fond is, waartegen openbare leningen worden 65

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1957 | | pagina 19