inancieel
overzicht
leenbank" of „Raiffeisenbank" op een voor
gevel van het bankgebouw geen bezwaar.
Deze is immers niet bedoeld als een verkorte
weergave van de naam, doch als een aan
duiding van het soort (bank)bedrijf, dat in
dat gebouw uitgeoefend wordt. Met andere
woorden: men wil daarmee niet zeggen, dat
hier de Raiffeisenbank of de Boerenleenbank
gevestigd is, doch alleen dat hier een Raif
feisenbank of een Boerenleenbank gevestigd
is. Anders wordt het, indien op de voorgevel
achter het woord „Raiffeisenbank" of „Boe
renleenbank" tevens de naam van de bank
wordt vermeld. In dat geval zou de bank-
naam volledig moeten worden gevoerd, dus
ook met de aanduiding: Coöp. Doch als alleen
het woord „Raiffeisenbank" of „Boerenleen
bank" wordt gebruikt, dan behoeft dit niet
vergezeld te zijn van de letters „Coöp.".
Weerstand op staatsfondsenmarkt
Het valt nog moeilijk op grond van de ont
wikkeling, welke in de maand januari op de
beleggingsmarkt viel waar te nemen, een defi
nitief oordeel uit te spreken omtrent de voor
uitzichten voor het renteverloop in de eerst
volgende maanden. Ziet men naar de koersen,
die op 31 januari golden, dan kan men vast
stellen, dat er ten opzichte van 31 december
1956 voor staatsfondsen zowel verliezen als
winsten zijn ingetreden, waarbij de koersver
liezen nog enigszins de overhand hadden. Een
nadere beschouwing leert evenwel, dat gedu
rende de tweede helft van de afgelopen maand
de weerstand tegen een verdere koersdaling bij
de staatsfondsen is toegenomen. Het gevolg is
dan ook geweest, dat de koersen zich aan het
einde van de maand algemeen op een hoger
niveau bewogen dan een tiental dagen te voren
en dat de koersverbeteringen, die in bedoelde
periode zijn voorgekomen, tot 2 a 3 punten be
dragen. Dergelijke gunstige verschillen kunnen
wij dan tevens constateren in de andere afde
lingen der risico mijdende sector van de kapi
taalmarkt.
Het merkwaardige van deze ontwikkeling is,
dat men er geen houvast in kan vinden voor
de factoren, die voor de koersvorming op de
beleggingsmarkt de doorslag geven. Aan het
einde van de maand was de schatkist leeg en
had het Rijk, om in zijn behoeften te kunnen
voorzien, een beroep tot een bedrag van
34 miljoen op het krediet van de Neder-
landsche Bank moeten doen. Dat betekende
uiteraard, dat de financiële nood van de Staat
tot een nieuw hoogtepunt was gestegen. Verder
had zich ook nog allerminst een indrukwek-
kende verbetering met betrekking tot de devie-
zenpositie van ons land voorgedaan, al was de
netto voorraad aan goud en deviezen van de
Nederlandsche Bank in de tweede helft van de
maand met geringe bedragen toegenomen. Van
deze kant uit is derhalve geen verruiming op
geld- of kapitaalmarkt (dit laatste dan indirect)
ingetreden.
De verwachte verlaging van de kasreserves, die
het bankwezen verplicht en renteloos bij de
Nederlandsche Bank moet aanhouden, is
vooralsnog uitgebleven. Daaromtrent pleegt
tegen de 22ste van elke maand een beslissing
te worden genomen, omdat op genoemde datum
de nieuwe periode aanvangt, gedurende welke
de voorgeschreven gemiddelde dekking geldt.
Wanneer een bank tijdens de eerste helft van
die periode een dekking aanhoudt van 9 °/o der
aan haar toevertrouwde middelen, kan gedu
rende de tweede helft met een dekking van
slechts 5 worden volstaan, omdat het om de
gemiddelde dekking gaat. Een verlaging van
het dekkingspercentage zou de liquiditeiten
van het bankwezen als geheel met een overeen
komstig bedrag vergroten en alle overige
omstandigheden gelijk blijvend een daling
van de rente in de hand werken. Met de mo
gelijkheid van zulk een maatregel houden
sommigen nog steeds rekening, zonder dat zij
daarvoor over aanwijzingen beschikken, die een
dergelijke verwachting zouden kunnen recht
vaardigen.
Voorschot aan het Rijk
Het voorschot, dat het Rijk bij de circulatiebank
heeft opgenomen, is op zichzelf beperkt. Wij
weten op het moment van schrijven niet of deze
39