e financiering van het landbouwbedrijf
Dr. A. Vondeling op het Agrarisch Congres van de P. v. d. A. te Tiel
Op het Agrarisch Congres van de P.v.d.A., dat
onlangs in Tiel is gehouden, heeft het lid van
de Tweede Kamer, de heer dr. A. Vondeling,
gesproken over de financiering van het land
bouwbedrijf. Hij deed zulks in het kader van
het hoofdthema „Structuurproblemen in de
landbouw".
Zijn stellingen waren de volgende:
1. De financiële positie van vele landbouw
bedrijven in verscheidene streken van ons
land geeft aanleiding tot zorg. Het lijkt
dan ook waarschijnlijk, dat zeer vele agra
rische ondernemers in toenemende mate
moeilijkheden zullen krijgen bij de finan
ciering van hun bedrijf als gevolg van:
a. rationalisering en mechanisering, die
extra investeringen vergen;
b. herontginning en herverkaveling;
c. bedrijfsvergroting;
d. vernieuwing en modernisering van de
bedrijfsgebouwen;
e. eigendomsovergang (uitoefening door
de pachter van het z.g. voorkeursrecht
bij vervreemding);
f. de aandrang van de meerderheid van
de volksvertegenwoordiging om de
Zuiderzeegronden in erfpacht uit te
geven of te verkopen, in plaats van te
doen verpachten;
g. de lage bedrijfsinkomsten in bepaalde
gebieden, die een vermogensaanwas
door sparen onmogelijk maken.
2. Het is gewenst onderzoekingen te doen
naar de mate, waarin de onder 1. ge
noemde moeilijkheden zich zullen voor
doen.
3. Het is wenselijk en met weinig moeite
bereikbaar dat geregeld gegevens wor
den verzameld en gepubliceerd door de
coöperatieve aan- en verkoopverenigingen
en de boerenleenbanken over het verloop
en de omvang van de ledenrekening en
van de uitzettingen en inlagen van geld
aan en van agrarische ondernemers.
4. Zowel de beide Centrale Boerenleen
banken als het Landbouw-Economisch In
stituut hebben nog te weinig aandacht ge
schonken aan de problemen van de finan
ciering van het afzonderlijke land- en
tuinbouwbedrijf.
5. De voorlichting over kredietmogelijkheden
in de land- en tuinbouw is in het algemeen
ontoereikend.
6. Een concentratie van boerenleenbanken is
wenselijk, tenminste zodanig, dat de kas
siers een volledige dagtaak krijgen en een
opleiding kunnen genieten overeenkomstig
het grote gewicht van hun taak.
7. De indruk bestaat, dat het middenstands-
bedrijfskrediet soepeler werkt dan het
landbouwkrediet en dat de Staat in ver
schuilende opzichten soepeler is in de be
moeienis met het middenstandskrediet
(Middenstandskredietbeschikking) dan ten
aanzien van het landbouwkrediet (Borg
stellingsfonds voor de Landbouw).
8. De werkmethoden van het Borgstellings
fonds zijn organisatorisch te omslachtig en
te centralistisch.
9. Een onderzoek is gewenst naar de oorzaak
van het verschijnsel, dat door de land
bouwers in zuidoostelijk Nederland aan
zienlijk meer gebruik wordt gemaakt van
de diensten van het Borgstellingsfonds dan
elders.
10. Het is lofwaardig, dat reeds een zestal
provinciale besturen in samenwerking met
gemeenten en veilingen, de oprichting van
z.g. Waarborginstituten mogelijk hebben
gemaakt ter aanvulling van de taak van
het Borgstellingsfonds, maar het lijkt on
logisch, dat dit uitsluitend ten behoeve
van de tuinbouw is gebeurd en niet voor
de landbouw in het algemeen.
Over enkele dezer stellingen zouden wij, in
verband met het feit, dat de boerenleenbanken
er in genoemd worden, gaarne een opmerking
willen maken.
Vooropgesteld moet worden, dat dr. Vondeling
welhaast de enige vooraanstaande agrarische
deskundige is, die er in het openbaar blijk van
34