er her stel v sparen
per jaar 2000 boerenzoons opgeleid in een cur
sus van 2 a 3 maanden.
In Nederland schijnt het echter de grootste
moeite te kosten om een goede kaderopleiding
tot stand te brengen. Als conclusie wordt dan
ook weergegeven, dat het dringend nodig is, dat
er gewerkt wordt aan de opleiding van jonge
boeren tot leiders van onze landbouworganisa
ties en coöperaties. Voor deze taak zijn onze
provinciale instituten de aangewezen instel
lingen.
Spreker eindigde met een bespreking van de
functie der coöperatieve instituten en een moge
lijke uitbreiding en verdieping daarvan.
Het behoeft geen betoog, dat deze inleiding
enerzijds waardering ondervond en anderzijds
de tongen in beweging bracht.
In de daarop volgende discussie trad b.v. de
heer H. D. Louwes als voorzitter van de
Coöperatieve Raad naar voren. Hij onderschreef
de uitspraak, dat ook van de Coöperatieve Raad
wel meer activiteit zou kunnen uitgaan, doch de
dingen kunnen niet altijd van bovenaf worden
geregeld en het is gevaarlijk om de geschetste
problemen al te simplistisch te bezien.
In de openbare middagvergadering werd het
woord gevoerd door de heer ir. IJ. de Boer te
Rotterdam, directeur van het Centraal Bureau
over: „Hoe wordt de prijs van graan- en vee
voeder bepaald?''
De zaal was voor de middagvergadering vrij
wel vol gestroomd toen de heer De Boer aan het
woord kwam en een uitvoerige uiteenzetting gaf
aangaande problemen, die te pas komen bij de
import van granen en de omzet daarvan ten
behoeve van veevoeders.
Dit onderwerp was van zuiver technische aard
en het had ongetwijfeld de belangstelling van
bouwboer en veehouder, doch het ligt minder
op onze weg hiervan een verslag te geven.
Wij kunnen slechts tot de eindconclusie komen,
dat de Groningse Coöperatiedag een uitstekende
manifestatie is van het nog jonge Instituut voor
Landbouwcoöperatie in deze provincie.
Het vrijmoedig hanteren van een gezonde zelf
kritiek was ditmaal een uitstekend uitgangspunt
om de vergadering tot een belangwekkende bij
eenkomst te maken.
Twintig jaren geleden, toen de Verenigde
Staten en de meeste andere landen midden in
de grote depressie zaten, werd de theorie van
de eeuwigdurende stagnatie geboren.
Scheidslijn overschreden
Men beweerde dat de economie volwassen was
geworden. De grote scheidslijn tussen schaarste
en overvloed was overschreden. De economische
grenslijn was bereikt. Nooit meer zouden de ge-
industrialiseerde landen die spontane, dyna
mische groei en expansie ondervinden, die in
het verleden hadden plaats gevonden. Een
chronische toestand van massawerkloosheid en
depressie was onvermijdelijk, tenzij de rege
ringen tussenbeide kwamen met haar fiscale,
uitgaven- en controlebevoegdheden en vol
doende vraag zouden scheppen om de produk-
tieve bronnen volledig aan het werk te houden.
Aldus de theorie.
Eeuwigdurende stagnatie?
En nu zitten we in een wereldomvattende hoog
conjunctuur en men hoort nauwelijks nog iets
van eeuwigdurende stagnatie. De vraag naar
consumptiegoederen en diensten en naar kapi
taalgoederen is zelden sterker geweest dan nu.
De economische grenslijn lijkt verder weg te
zijn dan ooit tevoren. De regeringen zijn niet
langer bezorgd over het probleem hoe de vraag
te stimuleren ten einde de werkgelegenheid te
vergroten. Integendeel, zij vragen zich af hoe ze
de vraag moeten inperken ten einde inflatie te
voorkomen.
Hiermede gaat o.m. gepaard een gewijzigde
houding ten opzichte van het sparen. De theorie
der eeuwigdurende stagnatie hield in, dat in een
situatie van volle werkgelegenheid de mensen
zouden trachten veel te sparen, met andere
woorden, ze zouden trachten meer te sparen
dan met nut in nieuwe produktieve investe
ringen kon worden belegd. Vandaar dat, vol
gens deze theorie, een deel van het inkomen
noch voor consumptie noch voor investeringen
zou worden aangewend, zodat de vraag onder
het produktiepeil zou vallen en de werkgelegen
heid zou verminderen.
21