et mark loop in 1956 f In verband met het onregelmatig verschijnen van de landbouwbladen rondom de jaarwisse ling willen wij ditmaal geen marktverloop over december geven, maar willen wij eens na gaan hoe het marktverloop is geweest in de afgelopen 12 maanden. Op de binnenlandse graanmarkt zijn de prijzen van voedergranen en van tarwe van de oogst 1955 regelmatig opgelopen. Dit was ook het geval ten aanzien van de oogst 1956. Hiervoor waren verschillende oorzaken aan te wijzen. De meerdere vraag, alsmede de lange en felle vorstperiode in de winter van 1955/56 waren de oorzaken van de prijsstijging in het voor jaar, terwijl het zeer slechte en natte weer van de zomer 1956 er het zijne toe bijdroeg, dat de oogstresultaten uitzonderlijk slecht zijn geweest, zodat het aanbod minder was dan andere jaren en de vraag alleszins redelijk. Het slechte weer van 1956 had uiteraard ook een ongunstige in vloed op de ruwvoeders, hetgeen een toe nemende vraag naar voedergranen tot gevolg had. Begin januari 1956 waren de noteringen voor rogge 21,75 22,50, gerst 23, 23,75 en haver 20,22,60 per 100 kg. In mei waren de prijzen opgelopen tot ongeveer 29,per 100 kg voor genoemde voeder granen. Aangezien de tarweprijs gebonden is aan de garantieprijs, is hiervan weinig te zeg gen ten aanzien van het prijsverloop. De graanoogst in 1956 was gemiddeld normaal in opbrengst, maar vanwege het abnormaal natte weer was het vochtgehalte van de granen belangrijk hoger dan gedurende de periode 1947 t/m 1955. Het prijsverloop van de granen van de oogst 1956 was tot nu toe gunstig. Door dat de kwaliteit sterk varieerde, werden voor de goede maar spaarzame kwaliteiten gunstige prijzen betaald. In september waren de eerste noteringen voor rogge van 20,21,50, gerst 20,23,en haver 19, 22,50 per 100 kg. In de tweede helft van december 1956 waren de prijzen gestegen tot 23,25,voor rogge, 24,26,50 voor gerst en 23,26,50 voor haver. Hoe de verdere ontwikkeling zal zijn is moeilijk te voorspellen. Een gestoorde regelmatige aan voer van importgranen zal uiteraard prijsver hogend op de binnenlandse graanmarkt werken, terwijl de strengheid van het winterseizoen en een al of niet vroege voorjaarsperiode ook fac toren kunnen zijn, die hun invloed op het prijs verloop zullen laten gelden. In de hooi- en j/rosector was, zoals reeds hier voor werd opgemerkt, de positie niet veel anders. De kwaliteit was over het algemeen slecht en dat had tot gevolg, dat voor de schaarse prima kwaliteiten liooi en stro uitstekende prijzen werden gemaakt. Toch bleef het prijs peil beneden dat van het vorige jaar. De noteringen waren aan het begin van 1956 voor stro 25,tot 70,en voor hooi 50,tot 130,per ton. Het stro van de oogst 1956 maakte bij het eerste aanbod reeds goede prijs en noteerde naar gelang soort en kwaliteit van 20,tot 60,per ton, terwijl hooi opliep tot 150, De aardappelhandel kenmerkte zich in het af gelopen jaar door een enorme export van aardappelen, vooral naar Engeland en Zweden in het voorjaar van 1956. Deze export werd ge volgd door de beruchte exportstop. Dit gebeuren zal wel lang in het geheugen blijven voortleven. De verliezen, die in slechts enkele weken in de aardappelhandel zijn geleden, waren van onge kende omvang en dit heeft allen, die bij de aard appelhandel betrokken zijn, in ernstige moei lijkheden gebracht. Een kredietregeling aan exporteurs, mogelijk geworden door samen werking van Rijk en Produktschap voor Aardappelen, heeft een verdere voortgang van de exporthandel mogelijk gemaakt. De afzet van de oogst 1956 verliep tot nu toe minder vlot. De belangstelling uit het buitenland was nog niet bijzonder groot en het prijsverloop was gedurende de herfst van 1956 van dien aard, dat een stijging van de prijs niet onwelkom zal zijn. De afzet van poters is meer bevredigend geweest, alleen met dit verschil, dat de prijzen voor poters dit jaar belangrijk lager lagen. In de zuivelsector heeft de afzet van zuivel- produkten, als gecondenseerde melk en melk poeder, in het afgelopen jaar een belangrijke uitbreiding ondergaan in vergelijking met het jaar 1955. De export van kaas heeft zich vrij wel op dezelfde hoogte kunnen handhaven. Het binnenlands verbruik van kaas nam in 1956 verder toe. Ten aanzien van de boter kan worden opgemerkt, dat de wekelijkse voorraad- opgave van het I.V.Z. aan het einde van 1956 1 5

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1957 | | pagina 17