het Rijk moet worden ingekocht, hetgeen der
halve bij de heersende marktverhoudingen
koerswinst bij aflossing uitsluit.
Het is een merkwaardig verschijnsel, dat de
rente voor kort geld thans die van „lang geld
in de overheidssector heeft overschreden. De
moeilijkheden, waarmede de geldmarkt aan het
einde des jaars te kampen heeft gehad, worden
hierdoor duidelijk geïllustreerd. Alvorens hier
op nog nader in te gaan dient echter eerst nog
het discontobeleid van de Nederlandsche Bank
te worden gereleveerd.
Het officiële disconto
Tot driemaal toe heeft de leiding van de „bank
der banken" haar officiële rentetarief verhoogd,
het laatst in oktober. Het bedraagt op het ogen
blik 33/4 tegen 2V2 °/o aan het begin van 1956.
Het spreekt vanzelf, dat de aanleiding voor
deze verhogingen in wezen van dezelfde aard
was als de oorzaken, welke aan de besproken ont
wikkeling ten grondslag lagen. Het disconto is
door de toeneming van de geldschaarste effec
tief geworden, doordat het bankwezen in toe
nemende mate op korte kredietverlening- door
de circulatiebank was aangewezen. Daartoe
werd vooral gebruik gemaakt van de mogelijk
heid tot het opnemen van voorschotten in
rekening-courant, waarvoor het tarief een half
procent hoger is dan het officiële disconto.
Daarvoor moest derhalve de laatste maanden
T/4 rente worden vergoed. Maar ondanks de
remmende werking, die van die hoge debetrente
moest uitgaan, hebben die voorschotten zich
herhaaldelijk op een zeer hoog niveau be
wogen. In de tweede helft van december is de
leiding van de Nederlandsche Bank de parti
culiere banken nog op een andere wijze tege
moet gekomen, n.1. door voor deze de mogelijk
heid te scheppen, ter overbrugging van de
bijzondere moeilijkheden, die in verband met
het seizoen voor de jaarwisseling moesten
worden overwonnen, kortlopend schatkist
papier voor een termijn van ten hoogste
15 dagen aan de Nederlandsche Bank te ver
kopen, met de verplichting tot terugkoop tegen
de prijs van verkoop, die op 95 °/o was gesteld.
De rentevergoeding voor dit z.g. stallen werd
bij tender bepaald, d.w.z. door inschrijvingen
van de gegadigden, die bij hun inschrijving voor
bepaalde bedragen tegelijkertijd dienden aan te
geven, welke rente zij bij toewijzing willen be
talen. De eerste toewijzing van ruim 52 mil
joen is geschied tegen 3% °/o, de tweede ten
bedrage van 116 miljoen tegen een rente van
4Ms 0/0. Het voordeel ten opzichte van de debet
rente op voorschotten in rekening-courant is dus
bij deze tweede inschrijving tot slechts Vs
per jaar gereduceerd, dus tegen voordelige
voorwaarden.
De verplichte dekking
In de voorlaatste weekstaat, die de Neder
landsche Bank in december heeft gepubliceerd,
bleek het bedrag van de opgenomen voor
schotten dat van de verplichte dekking, die bij
de circulatiebank moet worden aangehouden, te
overtreffen. Mede in het licht hiervan is het
begrijpelijk, dat in geldmarktkringen herhaal
delijk de vraag is gerezen of tot verdere ver
laging van het dekkingspercentage diende te
worden overgegaan, nadat dit in de loop van
het jaar van 10 op 7 (der gemiddeld aan de
banken toevertrouwde middelen) was gebracht.
Het betreft hier een kwestie van monetair be
leid, waarop dezerzijds niet nader kan worden
ingegaan. Slechts willen wij in herinnering
brengen, dat die verplichte dekking mede ge
dacht is als een draagvlak voor een gedeelte
van de deviezenvoorraad van de Nederlandsche
Bank. Het zal in hoofdzaak van de verdere ont
wikkeling van de deviezenpositie en van de aan
die ontwikkeling ten grondslag liggende oor
zaken afhangen of de monetaire instanties tot
een verdere verzachting van de dekkingsver
plichting zullen willen overgaan. Aan de andere
kant dient men bij beschouwing van de debet
positie, die het bankwezen als geheel bij de
circulatie heeft, toch ook het verplichte tegoed
in het oog te vatten, omdat zulks tot de conclusie
voert, dat de financiële positie van de banken
op zichzelve in feite veel bevredigender is dan
het door die debetpositie toeschijnt.
Invloed op kapitaalmarkt
In de gang van zaken op de geldmarkt ligt ook
de verklaring voor de zwakke positie, die de
staatsfondsenmarkt tot het einde van het jaar
heeft gekenmerkt. Niet alleen was het voorgoed
gedaan met de z.g. voorfinanciering zoals de
in vorige jaren gevolgde gedragslijn werd ge
noemd, waarbij met name de handelsbanken
voor korte termijn ten behoeve van de insti
tutionele beleggers gelden beschikbaar stelden
voor inschrijving op langlopende leningen, die
dan na een tot drie jaar door genoemde groep
van grote beleggers werden afgenomen maai
de geldschaarste was tevens oorzaak van een
grotere verkoopsneiging van het bankwezen op
de leningmarkt. Laatstbedoeld aanbod, voort
spruitende uit de wenselijkheid tot verruiming-
van de kaspositie en misschien ten dele ook uit