inancieel overzicht Uiteraard kunnen partijen van hun rente afspraak in onderling overleg afwijken. Een schriftelijke verklaring van de schuldenares, dat zij zich met een rente van b.v. 4 ver enigt, is daartoe nochtans slechts dan vol doende, indien deze schriftelijke verklaring werd afgegeven met de wetenschap, dat zij een afwijking inhoudt van hetgeen tussen partijen is overeengekomen. Daarom verdient het de voorkeur deze schriftelijke ver klaring te doen luiden: In afwijking van het geen tussen partijen is overeengekomen bij akte d.dverklaart de onder getekende (enz.). Verdere discontoverhoging Twee belangrijke gebeurtenissen moeten dit maal met betrekking tot de ontwikkeling op de geld- en kapitaalmarkt voor de afgelopen maand voorop worden gesteld. In de eerste plaats valt te vermelden de verdere verhoging van het officiële disconto, waartoe met ingang van 22 oktober door de Nederlandsche Bank is overgegaan. En in de tweede plaats dient te worden gewezen op de verlaging van het per centage der reserves, die het bankwezen bij de centrale bank renteloos moet aanhouden, welk percentage tegelijk met de discontoverhoging van 9 tot 7 °/o (der toevertrouwed middelen) werd verminderd. Men had hierbij stellig niet met een toevallige samenloop van omstandigheden te doen. In tegendeel moest hieruit de conclusie worden getrokken, dat de leiding van de circulatiebank wel bereid was een zekere verruiming van de liquiditeiten voor de banken toe te staan, mits niet het gevaar zou bestaan, dat die verruiming als een stimulans zou werken voor een grotere kredietverlening aan het buitenland. In de toe lichting op de discontoverhoging werd ook gezegd, dat men deze maatregel diende te zien in het licht van de voortgezette expansie van de kredietverlening door het bankwezen, gepaard gaande met een minder gunstige ontwikkeling van de betalingsbalans. Ook in de nota, die de minister van Financiën met betrekking tot de betalingsbalans over het eerste halfjaar van 1956 tot de Tweede Kamer heeft gericht, werd naar voren gebracht, dat het tekort, dat het particuliere kapitaalverkeer in genoemde periode heeft opgeleverd, n.1. 175 miljoen, nauw samenhangt met de kredietverlening op korte termijn aan het buitenland. En aangezien de gegevens, die met betrekking tot de krediet verlening in het derde kwartaal beschikbaar 298 kwamen, er op wezen, dat de kredietverlening aan het buitenland nog moest zijn toegenomen (in juli was er een tekort op de lopende rekening- van de betalingsbalans ten bedrage van 124 miljoen), terwijl de handelsbanken zich tege lijkertijd genoopt hadden gezien in sterkere mate een beroep te doen op de krediethulp van van de centrale bank, was slechts één conclusie mogelijk, n.1. dat de rentestand hier te lande naar verhouding tot die in andere landen te laag was. Daaruit volgde dus zonder meer. dat de kredietuitzettingen in het buitenland het beste door een verdere verhoging van het officiële disconto hier te lande zouden kunnen worden afgeremd. Deze maatregel vormt van zelfsprekend ook een rem voor de kredietver lening in het binnenland en draagt aldus indirect evenzeer bij tot een vermindering van de druk op de betalingsbalans. Want het zal duidelijk zijn, dat, naarmate in het binnenland op ruimere schaal krediet wordt verleend, meer koopkracht beschikbaar komt voor bestedingen, die rechtstreeks of indirect de invoer uit het buitenland zullen vergroten en daardoor het tekort op handels- en betalingsbalans zullen doen stijgen. Deviezenverliezen De zuiging, die van een hogere rentestand in het buitenland op de liquiditeiten hier te lande is uitgegaan, maakt het nogmaals duidelijk, dat Nederland ook terzake van de rentestand geen eilandpositie kan blijven innemen. Een voor ons land nadelig renteverschil zal immers tot een gestadige afvloeiing van deviezen naar het buitenland leiden. Niet alleen kunnen wij het kredietvolume, waarover het bankwezen be schikt, het beste gebruiken voor de in deze tijd noodzakelijke expansie, maar bovendien zou de weerstandskracht van onze economie ten zeerste

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1956 | | pagina 12