is er nog de aardappelmeelindustrie, die zich inspant om uit de fabrieksaardappel produkten te maken, die op de wereldmarkt hun plaats kunnen vinden en die daarvoor ook al de nodige puzzles heeft op te lossen. Het veenkoloniale probleem, zoals men dat pleegt te zeggen, trekt alom belangstelling. De algemene vergadering van de Nederlandse Heidemaatschappij, in september j.1. te Assen gehouden, was goeddeels gewijd aan de veen koloniën. Door de hoofdingenieur-directeur van de Cultuurtechnische Dienst in Drente, ir. Verkoren, werd op deze vergadering een voortreffelijke inleiding over de situatie ge houden. De Veenkoloniale Boerenbond heeft een rapport gepubliceerd over de mogelijk heden van herontginning in het gebied dezer organisatie. Ten slotte is de de commissie-Mesu, ingesteld door de minister van Landbouw, die het gehele vraagstuk grondig bestudeerd heeft. Het rapport dezer commissie zal binnenkort gereed zijn. De conclusies van het rapport van de Veen koloniale Boerenbond laten al zien, waar de schoen wringt. Technisch kan men er wel uit komen, het knelpunt is de rentabiliteit van de herontginning in ruime zin. Evenals bij de rentabiliteit van het onderhoud en de ver nieuwing van de bedrijfsgebouwen, waarover de laatste tijd zoveel gesproken wordt, komen ook hier de punten: eigenaar-gebruiker, eige naar-verpachter, pachtnormen, subsidiepolitiek en doorberekening in de garantieprijzen om de hoek kijken. Middelen en bestedingen Het zal niemand ontgaan, dat er op economisch terrein spanningen bestaan. Voor wie dat nog niet tot zich heeft laten doordringen, kan ken nisneming van bericht no. 44 van de Sociaal- Econmische Raad nuttig zijn. We lezen daarin, dat namens de regering de ministers van Eco nomische Zaken en Sociale Zaken en Volks gezondheid tot de Sociaal-Economische Raad een verzoek gericht hebben om advies te willen geven over de noodzaak en de mogelijkheid van een beperking der bestedingen en over een compensatie van de premie voor de algemene ouderdomsverzekering. De regering vraagt zich af (in verband met de ontwikkeling van de betalingsbalans) of de huidige verhouding van middelen en bestedingen wel geheel juist kan worden geacht. Onder bestedingen te verstaan overheidsuitgaven, consumptie en investerin gen. Als het niet goed zit, wil de regering graag weten hoe men tot een correctie kan komen. De aandacht wordt gevestigd op nog oestaande consumentensubsidies (melk er suiker), op een toekomstige huurverhoging van 25 en op de compensatie van deze ver hoging. Men mag wel benieuwd zijn naar de komende begrotingsdebatten in de volksvertegenwoor diging over onze financiël-economische positie. Daar zal moeten blijken hoe de regering de toestand ziet en wat zij denkt te doen om on gezonde ontwikkelingen tegen te gaan en ge zonde ontplooiingen te bevorderen. Wij mogen wel de hoop uitspreken, dat de uitvoering van cultuurtechnische werken in flink tempo tot de noodzakelijke activiteiten zal blijven behoren. Het stemt in ieder geval tot voldoening, dat de landbouwbegroting voor 1957 de indruk geeft, dat dit het standpunt van de regering is. Het inflatiegevaar In tal van landen is de inflatie momenteel weer in hoge mate actueel. Omtrent de toestand in de Verenigde Staten leest men in de Nieuwe Rotterdamse Courant: „Een toenemend aantal economen in en buiten de regering vermoedt, dat de Verenigde Staten op weg zijn naar een langdurige periode van geleidelijke inflatie. Deze mening is niet algemeen. Sommigen toch verwachten, dat 1957, als eenmaal de volks huishouding zich zal hebben aangepast aan de golf van prijsstijgingen, welke de verbruikers deze zomer heeft getroffen en die nog voort rolt, een stabiele index zal brengen. Maar vele anderen wijzen met bezorgdheid op de steeds stijgende kosten van het bedrijfsleven en in het bijzonder op de jaarlijkse loonronden met inbegrip van de contracten, waarin van drie tot vijf jaar van tevoren loonsverhogingen zijn vastgelegd'. Men hoort in de Verenigde Staten ook de uitspraak, dat de lonen thans sneller stijgen dan de produktiviteit. Velen menen, dat dit ook in ons land het geval is. In Washington, waar ter gelegenheid van de vergadering van het Internationale Monetaire Fonds vele vooraanstaande monetaire autori teiten bijeen zijn geweest, is ook over de in flatie gesproken. De president van de Neder- landsche Bank, dr. Holtrop, wees op de wen selijkheid, dat de middelen van het fonds niet zullen worden aangewend ter versterking van de inflatoire druk, die reeds in verschillende landen merkbaar is. Het fonds moet er op toe zien, dat de leden, die van het fonds middelen ter leen ontvangen, in het eigen land een be hoorlijke fiscale en monetaire politiek volgen. En dan hebben we nog de weinig opwekkende uitspraak in het jaarverslag van de Europese 261

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1956 | | pagina 7