loopsnelheid hier een correctie aanbrengt, mag ook in aanmerking worden genomen, dat de aanzienlijke deviezenontvangsten de kaspositie van vele bedrijven verhoogden, zodat deze hun vraag naar bankkrediet konden beperken. Omzetstijging Wat de eigenlijke bankexploitatie betreft, kan worden vermeld, dat de algemene kredietmoge lijkheden, zoals zij door de bankreglementering werden vastgesteld ten aanzien van de distri butie tussen overheid en bedrijfsleven, in 1955 geen wijziging ondergingen. Wel was er een gevoelige stijging van de omzet, zowel in de commerciële als in de zuiver financiële sfeer. In deze laatste deed de publieke sector heel wat minder beroep op de obligatiemarkt (fr. 16,4 miljard tegenover fr. 39,4 miljard in 1954), maar de emissies op de aandelenmarkt be droegen fr. 5 miljard, zegge fr. 1 miljard meer dan het vorige jaar, terwijl de omzetten op de beurs van Brussel fr. 37,1 miljard bereikten of 37% meer dan in 1954. Balanscijfers Over het jaar 1956 steeg het gecombineerde balanstotaal van fr. 105.130 miljoen tot fr. 116.194 miljoen, d.i. met 10,5% tegenover 4% in 1954. Het overgrote deel van de toeneming kan worden weergevonden in de aangroei van de vreemde werkmiddelen en verder in de ge stegen beleggingen in de vorm van kredieten aan het bedrijfsleven. In de loop van het jaar verstevigden de banken verder haar kapitaalstructuur, gedeeltelijk door haar traditionele politiek van reservevorming en gedeeltelijk ook door kapitaalsverhogingen. Zij werden hiertoe aangezet zowel door mo tieven van voorzichtig beleid als door de nood zakelijkheid de terzake opgelegde solvabiliteits- coëfficient in acht te nemen. Einde 1955 be droegen de eigen middelen van het bankwezen fr. 7.048 miljoen, wat een stijging van fr. 343 miljoen betekende in vergelijking met het einde van 1954. Wordt als vergelijkingsperiode maart 1955-maart 1956 genomen (balansdata van twee van de drie grote banken), dan bedraagt de toeneming fr. 501 miljoen. Tegenover het totaal opeisbare passief verte genwoordigden de eigen middelen einde 1955 aldus 6,5 wat in dit opzicht zowel aan de voorgeschreven als aan de traditionele nor men ruim beantwoordde. Vreemde middelen Vooral de vreemde werkmiddelen van het bank systeem verdienen echter de aandacht. In totaal stegen zij van fr. 81.961 miljoen tot fr. 90.702 miljoen, d.i. met fr. 8.741 miljoen of 10,6%. Voor 1954 bedroegen beide laatstgenoemde cijfers resp. fr. 5.236 miljoen en 6,8%. Niet enkel blijkt het stijgingsritme van de vreemde werkmiddelen aanzienlijk sneller te zijn geweest in 1955 dan in het vorige jaar, maar ook de respectieve toeneming van de verschillende ca tegorieën van middelen is aanzienlijk gewijzigd. Was de aanwas van de middelen verworven door de uitgifte van kasbons in de beide jaren vrijwel dezelfde, daartegenover stegen de te goeden van bankiers met fr. 1.131 miljoen, na dat zij in 1954 met fr. 645 miljoen waren ge daald. Wat nog meer opvalt is dat het zwaarte punt van de groei der deposito's zich in 1955 heeft verplaatst van de termijndeposito's naar de dadelijk opvraagbare rekeningen. Deze laatste stegen in 1955 met fr. 4.690 mil joen tegenover fr. 1.992 miljoen in 1954; voor de termijnrekeningen bedroeg de aanwas fr. 1.999 miljoen tegenover fr. 2.916 miljoen. De absolute toeneming van de eerstgenoemde re keningtegoeden was dus veel hoger in 1955 en al blijft hun stijgingsritme even beneden dat van de termijnrekening (8,9% tegenover 10%), toch kan dit worden vergeleken met de stij gingen in 1954, die voor de twee categorieën respectievelijk 3,3 en 17% bedroegen). Termijndeposito's Bij de termijndeposito's staat een vrijwel gelijk bedrag ingeschreven op bankboekjes en gecre diteerd op meer dan 30 dagen. De bankboekjes, die een uitgesproken spaarkarakter hebben, ste gen met fr. 700 miljoen of 7,3%, zodat de toe neming blijkbaar iets sneller was dan die van het totale sparen in de vorm van deposito's. De banken blijken dus verder een toenemende attractie uit te oefenen op de gewone spaarders. De tegoeden op termijnrekeningen namen toe met fr. 1.299 miljoen of 12.4%. Het geldt hier in grote mate een „pseudo-sparen", in die zin dat dergelijke rekeningen veelal worden ge opend door ondernemingen met het oog op kort stondige beleggingen van overtollige liquidi teiten. Provisievorming voor dividenden is hier van een voorbeeld en de termijnrekeningen zullen soms ook sterk schommelen in de pe riode van de dividenden. De onderling verschillende groei van de diverse categorieën vreemde werkmiddelen was even wel nietvan die aard,dat de samenstelling ervan Eigen middelen 286

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1956 | | pagina 32