stond in het oog sprongen. „Onverschillig wat men nu neemt: de omzet, het balanstotaal, de reserve of de onkosten, het is alles tien tot vijftien keer zo hoog als toen U kwam." In de loop der jaren namen de gelden, welke de aangesloten banken naar de Centrale Bank zonden, steeds toe en de directie kwam voor de belangrijke taak te staan deze gelden veilig, liquide en rendabel te beleggen. „Dat was een moeilijke combinatie", aldus de heer Minder- houd, „maar met dankbaarheid en moge het zijn ook tot voldoening van de heer Hooft Graafland zelf mag geconstateerd worden, dat deze hierin voortreffelijk is geslaagd. Ongelukken van be tekenis hebben zich nimmer voorgedaan en dit is een grote verdienste van de scheidende functionaris." Vervolgens releveert de heer Minderhoud de perioden, waarin met bijzondere moeilijkheden te kampen viel: de kritiek van de toenmalige president van De Nederlandsche Bank (1926), de crisis van 1929, die zeer veel vergde zowel van het bestuur als van de directie, maar waar uit de Centrale Bank toch ook weer sterker te voorschijn kwam, de mobilisatie, de effecten registratie, de geldsanering. Ondanks de moeilijkheden heeft de heer Hooft Graafland, zoals de heer Minderhoud zeide, zijn taak steeds opgewekt vervuld, met interesse en met energie. „U hebt in de Centrale Bank de taak van uw leven gevonden, U is er door ge grepen en U hebt de zaken behartigd alsof het uw eigen zaken waren". Ook de buitengewoon goede geest, die bij het personeel van de Centrale Bank wordt gevon den, achtte de heer Minderhoud voor een niet gering deel het werk van de heer Hooft Graaf land te zijn. die zich steeds een voorvechter had getoond voor een goede sociale verzorging van het personeel. Spr. verklaart dat het bestuur de heer Hooft Graafland voor een en ander ten zeerste erken telijk is. De heer Minderhoud zeide vervolgens ervan overtuigd te zijn, dat het scheiden de heer Hooft Graafland niet gemakkelijk zou vallen, maar dat deze verstandig genoeg was om te beseffen dat het nu eenmaal niet anders kon. Na enkele woorden gezegd te hebben in verband met de opvolging van de heer Hooft Graafland, verzocht de heer Minderhoud deze de nog komende besprekingen van de directie der Cen trale Bank met de architecten van het nieuwe bankgebouw te willen blijven bijwonen, om zo doende een wakend oog te kunnen houden op de voltooiing van het gebouw. Als stoffelijk blijk van waardering bood de heer Minderhoud tenslotte namens het bestuur en de raad van toezicht een geschenk aan, bestaande uit een tapijt voor de woning van de heer en mevrouw Hooft Graafland. De voorzitter van de raad van toezicht Vervolge rs kreeg de heer N. J. H. Raat, voor zitter van de raad van toezicht het woord. De heer Raat stelde in het bijzonder in het licht 234 ..U hebt de zaken behar tigd alsof hel aw eigen zaken waren" (de heer Minderhoud)

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1956 | | pagina 8