ij het afscheid van Jhr. Mr. W. C. Hooft Graafland
zÜn-
In de moderne maatschappij, waarin het geld
de waardemeter is van prestaties, produktie,
prijzen, schulden en bezittingen, winst en ver
lies, is de loop van het economische getij in
sterke mate voelbaar in de instellingen, die in
het geldverkeer een dienstverlenende rol ver
vullen: de banken. Invloed uitoefenen op de
loop van de gebeurtenissen kunnen de banken
nauwelijks, maar wèl kunnen zij beslissingen
nemen, die voor het lot van de enkeling van
overheersende betekenis zijn en die daardoor,
omdat het velen betreft, ook voor het maat
schappelijk leven als geheel van groot gewicht
De agrarische bevolking in ons land heeft zestig
jaar geleden een belangrijke stap genomen,
toen zij haar coöperatieve banken oprichtte en
daarmede te kennen gaf, dat zij binnen de
grenzen der mogelijkheden invloed wilde uit
oefenen op het voor haar zo gewichtige terrein
der financiering. De daartoe benodigde orga
nisatie werd gevonden in het stelsel van Raif-
feisen, dat in vele landen vruchtbaar heeft ge
werkt. Met stelsels alleen echter is men er niet.
Men moet ook de mensen weten te vinden, die
bekwaam zijn om er mede te werken en die dat
doen met goede opvattingen van hun taak en
van de belangen, die gediend moeten worden.
De Nederlandse Raiffeisenbeweging, georga
niseerd in de beide Centrale Banken, heeft zich
voorspoedig kunnen ontwikkelen, omdat zij de
steun van vele bekwame en toegewijde mensen
heeft gehad, zowel in bestuursfuncties als op
ambtelijke posten. De arbeid is goeddeels ano
niem geweest. De persoonsverheerlijking be
hoeft bij ons niet te worden afgeschaft; zij heeft
nimmer bestaan. Enkele namen uit de tijd der
pioniers worden op passende ogenblikken dank
baar genoemd en daarbij blijft het.
Bij een gelegenheid als deze echter mag de per
soon van een werker een keer naar voren tre
den. De rechtvaardiging daartoe is de lange
periode van toegewijde succesvolle arbeid in
een zeer bewogen tijdvak van de geschiedenis
van ons volksleven en van onze organisatie.
Naast de rechtvaardiging is er de plicht om te
getuigen van dankbaarheid voor deze arbeid en
de noodzaak deze ook aan het nageslacht te
doen kennen.
Het moet voor de heer Hooft Graafland niet
moeilijk geweest zijn de grondslag onzer orga
nisatie, onderlinge hulp en bijstand, te aan
vaarden voor het werk, dat hij in 1922 begon.
Hij is van nature hulpvaardig en zijn sympathie
3
DIRECTEUR DER COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK I JUNI 1922-31 AUG. 1956
231