inancieel overzicht Voortgaande rentestijging Ook in de afgelopen maand heeft de obligatie- markt nog nietveel tekenen gegevenvan een toe neming van de weerstand. Eerder moet eigenlijk nog het tegendeel worden vastgesteld. Want de koersdaling der staatsfondsen, die immers de toon aangeven bij de koersbeweging in de risico mijdende sector van de kapitaalmarkt, is in de eerste plaats nog niet tot staan gekomen en in de tweede plaats heeft de koersdaling zich dit maal over de markt als geheel verspreid. Dit algemene karakter van de inzinking wijst er op, dat men hierbij met een fundamentele, dus allerminst toevallige ontwikkeling heeft te doen. Hieraan doet niet af, dat de voorgekomen koersverliezen vergeleken bij enkele maanden geleden van betrekkelijk geringe afmeting zijn geweest. De grote schok kwam enkele maanden geleden. Daarna is de verkoopdruk, zoals de vorige maal ook reeds in het licht werd gesteld, afgenomen, zonder dat aan de andere kant de vraag nu belangrijk zou zijn toegenomen. In tegendeel zouden wij geneigd zijn te zeggen, want de grote beleggende instellingen op het gebied van spaarbank-, verzekeringswezen en van de pensioenverzekering, die in hoofdzaak als afnemers in aanmerking komen, zijn nog steeds aan de kant blijven staan. Tn dit verband zij opgemerkt, dat thans onder hands een rente van 41/2 °/n kan worden be dongen bij een koers van slechts 981/2 °/o voor leningen met 15- of 20-jarige looptijd en dat voor leningen op deze basis bij het bedrijfsleven grote vraag bestaat. Het argument, dat staats fondsen toch ten minste een graadie beter in kwaliteit zijn, kan nauwelijks de balans ten gunste van deze doen doorslaan, zolang de koer sen van de staatsfondsen zodanig in beweging blijven als tot dusverre het geval is. Eerste ver eiste daarvoor is en blijft, dat de beleggings- markt tot rust komt: dan pas kan het vertrouwen van de regelmatig beleggende kringen terug keren. In het algemeen gesproken brengen de koersen op de publieke obligatiemarkt, d.w.z. die van de ter beurze officieel genoteerde leningen, niet uitsluitend de koers- en rentevorming tot uit drukking, omdat er zoveel wordt gedaan in de onderhandse sector, daar de activiteit het grootste is en de meeste leningstransacties tot stand komen. Leningpolitiek van het Rijk Een tweede punt, dat aan een betrouwbare koersvorming in de weg staat, is de onzeker heid omtrent de leningpolitiek van het Rijk. Nog altijd is de positie van de schatkist waarop wij hieronder nog nader terugkomen als bij zonder moeilijk aan te merken. Het ontbreekt althans voor de buitenstaanders aan elk inzicht in de verhouding tussen toekomstige ontvang sten en verplichtingen van het Rijk, met name voor de nog resterende maanden van het lopende jaar. Aangezien de algemene rentevoet, te berekenen uit de beurskoersen van de staats fondsen, op het ogenblik op ca. 4 uitkomt, zou de Staat op zulk een rentebasis thans zeker niet kunnen lenen. Vooral niet, indien een noemenswaardig bedrag aan nieuwe middelen zou moeten worden aangetrokken. Een nieuwe emisse van het Rijk zou waarschijnlijk een rendement van ten minste °/o moeten bieden. Maar zelfs indien de overheid daartoe bereid zou zijn, zou het welslagen nog niet bij voorbaat verzekerd kunnen worden geacht. Want de toestand op de kapitaalmarkt wordt er nog steeds door een zeer grote schaarste gekenmerkt. Tol der voorfinanciering Tn financiële kringen verklaart men dienaan gaande, dat de institutionele beleggers „over- belegd" zouden zijn, als gevolg van een teveel aan vóórfinancieringstransacties, die toe komstige middelen bij voorbaat bonden. Ook de schaarste op de geldmarkt, die de liquiditeiten van het bankwezen omvat, werd daardoor in de hand gewerkt. Zolang de banken en hier zijn vooral de grote instellingen bedoeld ruim in hun kas zaten, was het voor hun zowel als voor hun grote beleggende cliënten voordelig samen te werken bij het verstrekken van lang lopende leningen. Daarvoor verstrekten de banken voor schotten, die binnen 2 jaar, 18 maanden, 12 en laatstelijk 6 maanden moesten worden afgelost. Maar wanneer onmiddellijk na afloop van die termijnen weer soortgelijke transacties tot stand kwamen, was het resultaat, dat de gelden van de banken aldus gebonden bleven en de grote beleggers hun verplichtingen niet aflosten, maar 21 5

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1956 | | pagina 9