oor de financiële doolhof Geldschepping door de Staat Zoals men weet staat de laatste tijd de monetaire politiek sterk in de belangstelling in verband met het feit, dat deze wordt ge hanteerd als middel om het economische even wicht te bevorderen. Wij hebben de vorige maal eveneens hierover geschreven in het kader van de storingsverschijnselen, die zich in de economische ontwikkeling' en de conjunctuur plegen voor te doen. Daarbij hebben wij o.a. de aandacht gevestigd op de stijging van de rente, die door de verschillende overheden in de onderscheidene landen in de hand is ge werkt om een overspanning van de conjunctuur tegen te gaan. En ook gewezen op het daaraan onvermijdelijk verbonden gevaar, dat het doel voorbij zou worden geschoten en de inflatiebe- strijding een deflatie in het leven kon roepen, waarna zich weer de noodzakelijkheid zou kunnen voordoen tot het nemen van maat regelen, welke tegen de depressieverschijnselen zouden moeten worden gericht. Inmiddels heeft zich hier in Nederland in de afgelopen maand een ontwikkeling voorgedaan die ten zeerste de aandacht van de economische en monetaire deskundigen heeft getrokken, omdat zij lijnrecht scheen in te gaan tegen het door De Nederlandsche Bank gevolgde beleid. Terwijl de centrale bank immers door disconto verhoging, het vast houden aan een betrekkelijk hoog percentage van verplichte dekking voor de particuliere banken die thans 9% van de aan haar toevertrouwde middelen als renteloze buffer bij de circulatiebank gedeponeerd moeten houden het aanmoedigen van con solidatie van zgn. investeringskredieten (waar mede bedoeld wordt aanmoediging van lang lopende leningen, welker opbrengst dan moet worden aangewend om de kortlopende kre dieten af te lossen) enz. tot op zekere hoogte een toestand van schaarste in de geld- en kapitaalsector teweeg brengt en aldus mede er de vrijmaking van de handel en de regeling van het betalingsverkeer. Het werk van de OEES heeft wel iets van de glans uit de eerste jaren der Marshall-hulp verloren, maar het is van zeer reële betekenis en verdient daarom de volle steun en belangstelling der regeringen. toe bijdraagt, dat de rentevoet stijgt, is de Staat thans tot regelrechte geldschepping overgegaan. Schatkistpapier bij De Nederlandsche Bank Zoals in het Financieel Overzicht uiteengezet, was de schatkist leeg en daar ook de in schrijving op schatkistpromessen en de daarna opengestelde verkoop over de toonbank van zulk kortlopend drie- en zesmaands papier slechts een zeer matig succes oogstte, had het Rijk geen andere uitweg, dan een beroep te doen op het krediet, dat zij in diverse vormen gerechtigd is bij de circulatiebank op te nemen. Men heeft daarvoor de weg gekozen van plaatsing van schatkistpapier krachtens de zgn. markenovereenkomst van 1947. Men her innert zich, dat deze overeenkomst destijds tussen het Rijk en De Nederlandsche Bank werd gesloten in verband met de waardeloze markenvorderingen, die in het bezit van De Nederlandsche Bank waren als gevolg van de bezetting. Daartegenover heeft de Nederlandse Staat Nederlands schatkistpapier (naast de zgn. boekvordering) in het bezit van de Bank gesteld, dat inmiddels grotendeels werd afge lost. Die aflossingen konden uiteraard slechts geschieden uit overschotten op vroegere be grotingen. Het is hierop, dat het Rijk zich be roept ter verdediging van de gevolgde gedrags lijn. Met name wordt verklaard, dat er in de afgelopen maanden zoveel kortlopende schuld werd afgelost, dat het nu toch wel alleszins gerechtvaardigd mag heten, indien deze schuld thans wordt vergroot door verkoop van nieuwe promessen aan De Nederlandsche Bank. Tegenstrijdige gedragslijn In de financiële wereld is men het met deze redenering in beginsel echter niet eens. In de eerste plaats wordt in dit verband naar voren gebracht, dat de Staat zich aan tegenstrijdig heid bezondigt, door wat men noemt gebruik te maken van de biljettenpers juist in een fase, waarin uit conjunctureel oogpunt een tegen de inflatie gerichte politiek wordt bepleit en door De Nederlandsche Bank ook wordt gevoerd. Het staat daarom in elk geval niet fraai, dat het thans zo ver heeft moeten komen. En men zal wel niet ver bezijden de waarheid zijn indien men veronderstelt, dat de berooide 185

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1956 | | pagina 7