wijze, waarop hij zijn arbeid steeds heeft ver richt, schept mede in verband met de grote groei en bloei, welke de organisatie onder zijn beheer heeft mogen ondervinden, redenen tot grote dankbaarheid." Daar door de voorzitter van het bestuur nog enige afscheidswoorden tot de heer Hooft Graafland zouden worden gericht, wilde de voorzitter hiermede voorlopig volstaan. Ten slotte sprak de heer Lindenbergh een kort woord ten afscheid, nu hij na ruim 25 jaar lid van de raad van toezicht van de Centrale Bank te zijn geweest, deze functie moet neerleggen. De heer Lindenbergh sprak er zijn erkentelijk heid over uit, dat men het hem gedurende de 7 jaren, dat hij het voorzitterschap van dit col lege heeft bekleed, steeds gemakkelijk heeft ge maakt. In het bijzonder bracht hij dank aan bestuur en directie alsmede aan zijn medeleden van de raad van toezicht voor de jarenlange prettige samenwerking. Met de wens, dat het de organisatie goed mag blijven gaan, eindigde de voorzitter zijn openingsrede en gaf hij vervol gens het woord aan prof. dr. G. Minderhoud, voorzitter van het bestuur, voor het bespreken van de gang van zaken in 1955 en het geven van een toelichting op de rekening en verantwoor ding over dat jaar. ,,De resultaten van de Centrale Bank in 1955 stemmen", aldus de heer Minderhoud, „tot tevredenheid. De activiteit is over de volle om vang toegenomen. De resultaten van de aange sloten boerenleenbanken in dat jaar waren nog iets beter dan die over 1954. Het voordelig saldo van 1955 bedroeg na aftrek van afschrijving en belasting 3,7 miljoen, welk bedrag aan de reserves werd toegevoegd. Deze hebben thans het bedrag van 75 miljoen overschreden. De aan de boerenleenbanken toevertrouwde gelden hebben thans het bedrag van 1800 mil joen vrijwel bereikt. Als spaarinstituten moeten de boerenleenbanken dan ook als geslaagd wor den beschouwd. De krediet- en voorschotver lening in eigen kring beloopt thans meer dan 700 miljoen." De heer Minderhoud wees er daarbij op, dat de financiering van de aankoop van grond en gebouwen overwegend buiten de boerenleenbanken om plaats vindt. De gelden, welke de boerenleenbanken ter beschikking staan, zijn daar ook niet in de eerste plaats voor bedoeld. Het doel van de boerenleen banken is het verschaffen van krediet en voor schot voor bedrijfsdoeleinden met een beperkte duur. Het onderzoek van het Landbouw-Econo- misch Instituut in 1954 heeft uitgewezen, dat ook in dit opzicht de boerenleenbanken geen overheersende plaats bekleden. De handels- 1 50 banken houden zich op een enkele uitzondering na het betreft hier voornamelijk enkele grotere boeren niet met het geven van land bouwkrediet op. In vele gevallen helpen de ouders. In ons land moet men zich gelukkig prijzen, dat de familiebanden zo hecht zijn, dat men de financiële aangelegenheden in de eerste plaats binnen de familiekring probeert te regelen. Ook vrienden reiken elkaar dikwijls financieel de hand. Deze familie- of vrienden hulp vindt veelal plaats hetzij door het ver strekken van krediet, hetzij door het geven van borgstelling. De bereidheid om borg te worden is weliswaar enigszins verminderd vergeleken bij vroeger, doch zeker niet in een mate als nog wel eens wordt aangenomen. Over de laatste drie jaren is door de organisatie voor een bedrag van 550 miljoen aan voor schotten en kredieten verstrekt, verdeeld over 71000 posten, waaruit valt af te leiden, dat de aangesloten banken ook haar kredietverlenende functie op bevredigende wijze vervullen. In een land als Nederland, waar de grond schaars is, wordt bij de produktie van veel kapitaal ge bruik gemaakt. Er steekt niets onterends in voor produktieve doeleinden geld te lenen. Voor zover naaste familieleden of vrienden daarvoor niet in aanmerking komen, is de boerenleenbank het aangewezen adres. In 1955 is er voor een bedrag van 40 miljoen aan kredieten en voorschotten onder borgtocht verstrekt. Daarnaast is een bedrag van ongeveer 130 miljoen verstrekt tegen andere zekerheid. Sommigen zien mogelijk de Staat als meest wenselijke kredietgever voor de boerenstand. In het buitenland is dat dikwijls het geval. In Nederland zelf is het de middenstand, die door middel van de Middenstandsbank met staats hulp wordt gefinancierd. Dit is gemotiveerd met een beroep op de omstandigheid, dat vele middenstanders voor financiering van hun be drijf niet voor een normaal bankkrediet in aanmerking komen, daar zij niet in staat zijn een voldoende en tevens snel realiseerbare dekking te geven. Hier ziet men dus dezelfde oorzaken, die er in de landbouw destijds toe hebben geleid een eigen kredietorganisatie op te bouwen, maar die in de middenstandssector tot staatsfinanciering hebben geleid. Gezien de genoemde bedragen mag men dankbaar zijn, dat de boerenstand in Nederland op zo ruime wijze kan worden geholpen door haar eigen kredietapparaat. Voorts belichtte de voorzitter de verschillende wijzen, waarop boeren, die geen hypotheek of borgen kunnen stellen, toch kunnen worden geholpen. Hij wees in dit verband op de vele

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1956 | | pagina 8