weidebedrijven 101 en 72 en voor de gemengde
bedrijven 109 en 89. Er valt over deze cijfers
nog wel het een en ander te zeggen, doch dit
zou te ver voeren. De achteruitgang is duidelijk
en stemt tot nadenken, vooral als men zich
realiseert, dat het indexcijfer van het nationaal
inkomen per hoofd steeg van 104 tot 124!
De heer Horring eindigt aldus: „In een brede
kring heerst de mening, dat de boeren door de
regering danig in de watten worden gelegd. De
daling van de financiële uitkomsten bij een vrij
wel gelijkblijvende prijspolitiek van de overheid
toont duidelijk aan, dat hiervan zeker geen
sprake is. Er bestaat voor de meeste landbouw-
produkten geheel of ten dele een vrije prijs
vorming. Voor een aantal belangrijke produkten
hoofdzakelijk de voedergranen en de melk
bestaat er een garantie voor minimumprijzen.
Slechts voor enkele produkten is er een vaste
prijs, welke een normale winstmarge bevat, nl.
tarwe en suikerbieten. Maar behalve een deel
van het prijsrisico dragen de boeren het oogst-
risico volledig. Wanneer men het beloop van
de in dit overzicht gegeven cijfers ziet en wel
in het bijzonder in vergelijking met die van het
nationale inkomen, zal men zich niet verwonde
ren, dat de boeren zich verongelijkt gevoelen te
midden van de algemene stijging van de wel
vaart."
Een garantieprijs voor aardappelen
Het gevoel van onbehagen, waarover professor
Horring spreekt, is vooral in de veenkoloniën
levendig. Terwijl bij de andere groepen van be
drijven de geldelijke opbrengsten ongeveer ge
lijk blijven of iets stijgen en het nadelige
verschil geheel veroorzaakt wordt door de
kostenstijging, zijn in de veenkoloniën niet
alleen de kosten stijgende, maar daarnaast de
inkomsten dalende (van 108 op 93). Hier onder
vindt men de invloed van de prijsdaling van
granen en fabrieksaardappelen en van de ver
mindering van het aardappelareaal (aardappel
moeheid).
De fabrieksaardappelen zijn het voornaamste
produkt van het veenkoloniale bedrijf. De pro
ducenten hebben na de oorlog enige jaren
achtereen kunnen profiteren van een tamelijk
gunstige situatie op de exportmarkt, maar dat
behoort tot het verleden. De afzet van aard
appelmeel en derivaten ondervindt moeilijk
heden en de prijzen zijn gedaald. Er is nogal
wat concurrentie van het Poolse produkt en van
andere zetmeelsoorten.
Als gevolg van de slechter wordende omstan
digheden hebben de landbouworganisaties zich
genoodzaakt gezien van de regering een garan
tieregeling voor fabrieksaardappelen te vragen.
Na enige aarzeling heeft de minister thans be
kend gemaakt, dat er zowel voor fabrieksaard
appelen als voor consumptieaardappelen
garantieprijzen zullen gelden. Voor de oogst
1956 is de garantieprijs voor fabrieksaard
appelen 6,25 per 100 kg veldgewas. Aan deze
garantie is de voorwaarde verbonden, dat niet
meer aardappelen tot aardappelmeel worden
verwerkt dan overeenkomt met een kwantum
van 180.000 ton. Voor consumptieaardappelen
zal de minimumprijs voor veldgewas herfst-
aflevering 4,75 per 100 kg bedragen.
Deze berichten zullen in de veenkoloniën met
voldoening worden ontvangen. De beperking
van de aardappelmeelproduktie tot 180.000 ton
zal wel niet als een al te bezwarende voorwaarde
worden ondervonden, aangezien er enig over
schot aanwezig is en het in de laatste jaren wel
is gebleken, dat de afzet in binnen- en buiten
land ten naaste bij 200.000 ton bedraagt.
Het exportverbod
Ten slotte nog iets over wat men in de wande
ling het aardappeldrama noemt. Men zal zich
herinneren, dat de overheid enige tijd geleden
de export van consumptieaardappelen stop
zette. Er zou gevaar dreigen voor de binnen
landse voorziening. Het stopzetten werd aange
kondigd ongeveer een week, voordat het verbod
in werking trad. Dit heeft een heleboel narig
heid gegeven. In die week zijn geforceerd zeer
grote hoeveelheden aardappelen naar Engeland
verscheept. Inmiddels bleek de importbehoefte
van Engeland schromelijk te zijn overschat en
kwamen Nederlandse exporteurs en Engelse
importeurs met onverkoopbare voorraden te zit
ten. Er zijn zeer grote verliezen geleden. Men
spreekt van 20 miljoen. Sommige firma's zijn
in moeilijkheden gekomen. Men wendt zich tot
de Nederlandse overheid, die met haar ex
portverbod „op termijn" de impasse veroor
zaakt heeft.
De vraag of de overheid tot schadevergoeding
is gehouden, zullen wij hier niet behandelen.
Dat is op zich zelf al een heel moeilijke puzzle.
Er mag echter wel eens de aandacht op worden
gevestigd hoe uiterst bedenkelijk de onderhavige
maatregel is geweest. Het exportverbod heeft de
normale handel totaal ontwricht. Dat was te
voorzien geweest. Het is moeilijk aannemelijk
te maken, dat het belang van de binnenlandse
voorziening dit ingrijpen nodig maakte. De
déconfiture van de exporthandelaren is heel
148