vooral uit de kringen van het particuliere bank en verzekeringswezen komen. Kredietpolitiek De kredietpolitieke betekenis van de staats banken wordt treffend geïllustreerd als men haar tegenover de particuliere banken stelt en vooral tegenover de eigenlijke grote banken. Onder de 76 banken zitten drie grote instellin gen (Norske Creditbank, Bergens Kreditbank alsmede Christiana Bank og Kreditkasse), welke met de helft van alle naar de bank toegevloeide middelen en iets minder dan de helft van alle uitstaande kredieten een dominerende plaats innemen. In totaal bezaten die 76 banken op 30 novem ber 1955 aan toegevloeide vreemde middelen meer dan 5 miljard kronen, terwijl de 3 grote banken voor 2,6 miljard kronen bezaten. Het bedrag aan kredieten was voor alle banken meer dan 4,1 miljard kronen en voor de 3 grote 1,7 miljard kronen. Kredieten nu constant Uit de ontwikkeling van het totale bankwezen blijkt, dat de kredieten thans nog maar weinig toenemen en dat zij sedert maart 1955 zelfs overwegend constant blijven, als men enkele seizoentoppen buiten beschouwing laat. Hier tegenover staat de activiteit van de staats banken, die b.v. de woningbouw geheel be heersen: de financiering van meer dan 70 hiervan loopt over de beide overheidswoning- banken. Uit een eenvoudige optelsom blijkt dan ook, dat het aandeel van de staatsbanken in de krediet verlening, dat in 1948 één derde van het totaal was, intussen tot de helft is opgelopen. Het accent komt nog meer bij de staatsbanken te liggen, als men ze vergelijkt met de 3 grote banken. Dan blijkt, dat de kredietverlening van de eigenlijke grote banken nog slechts 2/5 van het bedrag uitmaakt, dat door de staatsbanken wordt gegeven. In het licht van deze ontwikkeling krijgt het rapport van de Noorse bankiersvereniging eerst zijn volle betekenis. Een opvallende trek bij de investeringsactiviteit in de afgelopen jaren, zo wordt geschreven, is het voortdurend toe nemende aandeel van de staat, dat maar ten dele door besparingen via het budget is gefinancierd. Liquiditeit Op deze manier is van 1951 tot 1953 de liquidi teit door extra middelen ten bedrage van 767 miljoen kronen vergroot.De grootste stroom van deze gelden heeft via de staatsbanken de weg naar de staatskassen gevonden: van 1951 1955 is hierheen in totaal 2624 miljoen kronen gevloeid. Met andere woorden: het zwaartepunt van de investeringsactiviteit heeft zich sedert 1948 elk jaar steeds sterker in de richting van die be- leggingstakken verschoven, welke hun kredieten via de staatsbanken krijgen. Woningbouw Dit geldt overwegend voor de woningbouw, terwijl de eigenlijke produktieve investerin gen met toenemende moeilijkheden te kampen hebben. Voor de particuliere bedrijven wordt dit vooral sedert het vorige jaar, in het kader van de kredietbeperkingspolitiek, duidelijk. Dit zal nog aan betekenis winnen als de Noorse be talingsbalans ertoe zou dwingen de restrictie- politiek ook in 1956 en 1957 te handhaven. In principe geldt die politiek weliswaar ook voor de staatsbanken, maar de bij de woning bouw in zwang zijnde kredietmethoden brengen met zich mee, dat belangrijke verplichtingen van oudere datum, ongeacht de kredietrestrictie, nagekomen moeten worden. Zo komt het, dat de restrictiepolitiek zich bij de staatsbanken veel langzamer doorzet dan bij de andere banken. Alleen al voor 1956 kan weer op kredieten ad 622 miljoen kronen gerekend worden, ofschoon in de begroting slechts een bedrag van 550 mil joen kronen wordt geschat. Het gevolg is, dat zich juist in het kader van de restrictiepolitiek, die toch het opkomen van een nieuwe koopkracht moet voorkomen, het zwaartepunt nog sneller dan tevoren ten gunste van de niet-produktieve sector verschuift en dat daardoor de verdere ontwikkeling van de Noorse economie ernstig wordt bedreigd. Onderwerp van bespreking is dan ook een orga nisatorische hervorming van de totale krediet financiering van de staatsbanken, een onder werp, dat het parlement mogelijkerwijs nog in in de loop van het voorjaar te verwerken zal krijgen. De voorstellen van de bankiersvereniging komen hierop neer, dat de kredieten van de staatsbanken aan dezelfde voorwaarden onder worpen zullen moeten worden als in het alge meen voor de particuliere banken gelden, afgezien van bepaalde sociaal gerichte onder steuningen voor de woningbouw. Verder moet er in de plaats van de thans gebruikelijke totale financiering van de woningbouw een selectieve methode voor bouw- kredieten komen, welke door de inschakeling van de algemene hypotheekbanken tegelijkertijd het aandeel van de eigenlijke staatsmiddelen beperkt. (Handelsblatt, Düsseldorf). 179

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1956 | | pagina 37