SV de financiële doolhof de zuivelbanken, de reserves zullen stijgen tot 77.000.000, Dit is een respectabel cijfer. Als we echter bedenken, dat in 1939 de reserves 6,4 van het balanstotaal bedroegen en nu ongeveer 4V4 °/o, is er geen overmatige reden tot juichen. Bij een percentage van 6,4 van het huidige ba lanstotaal zouden de reserves niet minder dan 115 miljoen hebben bedragen. Naar mijn mening mag men niet aannemen er te zijn, zodat een redelijke versterking van de reserve niet meer noodzakelijk zou zijn. Inderdaad, wij mogen niet ontevreden zijn. Maar wel dienen wij te bedenken, dat de thans op de balansen voorkomende bedragen aan kre dietverlening en uitzettingen in eigen kring van 800 miljoen nagenoeg geheel sedert 1946 zijn verstrekt, in een voortdurende hausse- periode, rekenend met forse aflossingen en in perkingen. Of dit zo zal blijven, weten we niet. Daarom zal, ondanks de grote liquiditeit, strikt de hand moeten worden gehouden aan de ge stelde aflossingsvoorwaarden, vooral in die ge vallen, waar geen zeer ruime zakelijke onder- pandswaarde aanwezig is. Men bereikt hiermede bescherming van de re serves, bescherming van de borgen en van de belangen van de leden-kredietnemers zelve. Nogmaals, wij mogen niet ontevreden zijn. Maar kostenbewaking blijft nodig, niet alleen in rentetarieven en provisie, maar ook in effi ciënte (doeltreffende) organisatie. Met waardering vermelden wij het werk van bestuurderen en kassiers. Maar er wordt nog te veel onrendabel gearbeid, o.m. met te dure werkkrachten voor eenvoudig werk. Wij zij ons ervan bewust, dat het gemakkelijk is aanwijzingen te geven om de rentabiliteit op te voeren, hoewel er plaatselijk op dit gebied moeilijkheden kunnen liggen. Toch zijn onze banken in het algemeen bevreesd om de realiteit onder ogen te zien. Nog te veel meent men, dat een coöperatieve boerenleenbank vanzelfsprekend in staat moet zijn, steeds de hoogste rente voor spaargelden te geven en steeds de laagste rente te vragen voor haar uitleningen en dat alles, omdat zij goedkoop werkt; terwijl men tevens eist, dat de service zo mogelijk nog vlotter en uitgebreider behoort te zijn dan bij andere instellingen. Dit „Utopia" is echter niet bereikbaar. Wanneer men zijn belangen veilig geborgen weet bij de eigen bank, dient een uitwegen tot de laatste cent niet het voornaamste motief te zijn om trouw te blijven. Wie dit niet wil begrijpen, probere het maar eens elders. Mijnheer de voorzitter! Ik wil eindigen met de hoop uit te spreken, dat een juist begrip van de doelstellingen van onze boerenleenbanken gediend is met de opmer kingen, die tussen de dorre cijfers van mijn be toog naar voren kwamen. Storingsverschijnselen Wanneer wij ons rekenschap geven van de verschijnselen, die zich op het ogenblik op het financieel-economische vlak voordoen, dan nemen wij het volgende waar: in Nederland zien wij, dat de stand van de betalingsbalans niet langer onverdeeld gunstig is, d.w.z. dat voor het overschot der laatste jaren geleidelijk een tekort in de plaats is getreden, dat gepaard is gegaan met een toenemende kapitaalschaarste. Verder kunnen wij constateren, dat er een nieuwe loonronde is geweest, die nog maar gedeel telijk tot uitvoering is gekomen. Richten wij de blik over onze grenzen, dan nemen wij algemeen 162 een soortgelijke ontwikkeling als in het eigen land waar: loonronden en toenemende kapitaal- schaarste. In Duitsland heeft men het officiële disconto zo pas met een vol procent tot 51/2 °/o verhoogd, welk niveau in Engeland reeds veel langer wordt gehandhaafd. Zelfs in het rijke Amerika treden soortgelijke verschijnselen aan de dag. En dat alles gaat vergezeld van vrees voor een conjunctuuromslag, flauwe effectenbeurzen en dalende goederenprijzen. Ziedaar de belangrijkste gegevens voor de financiële doolhof, waarin wij, in dit bestek, willen trachten de weg te vinden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1956 | | pagina 20