Het devies moet hier luiden: Schoenmaker, blijf
bij je leest
Onze banken moeten zich, wat deze soort linan-
cieringen betreft, beperking, grote beperking
opleggen. Een tijdelijke winstbron kan zo ge
makkelijk verkeren in een gevoelig verlies. Ver
lies in geld, maar groter verlies aan prestige,
aan vertrouwen. Dergelijke feiten blijven nim
mer geheim en een slechte beurt voor het forum
der ledenvergadering doemt alle propaganda
voor jaren tot machteloosheid.
U moet uit mijn woorden niet opmaken, dat de
besturen onzer banken het hoofd kwijt zijn en
zich hals over kop in de niet-agrarische finan
ciering willen gaan storten. Zo is het niet. Onze
bestuurders zijn nuchtere plattelanders, die
meestal huiverig zijn om een terrein te gaan be
treden, dat hun vreemd is. Zij worden echter
wel eens voor de moeilijke keuze van afwijzen
of aannemen gesteld. De bedoeling van mijn
woorden is hun die keuze wat gemakkelijker te
maken. Men moet de financiering van objecten,
die buiten ons beoordelingsvermogen ligt, dur
ven afwijzen. De mogelijke voordelen kunnen
bezwaarlijk opwegen tegen eventuele nadelen.
In 1955 heeft het coöperatieve landbouwkrediet
zowel wat het sparen als wat de kredietverle
ning betreft, zich gunstig ontwikkeld. De toe
komst is nimmer te voorspellen, maar wij mo
gen haar met vertrouwen tegemoet zien, als wij
vasthouden aan onze beproefde beginselen en
deze op oordeelkundige wijze aanpassen aan de
maatschappelijke en economische ontwikkeling.
Die aanpassing houdt onder meer in, dat wij
vooral actief zijn op ons eigen terrein, de kre
dietverlening aan de agrarische bedrijven en
wat daarmede direct samenhangt.
Op verzoek van de voorzitter van het bestuur
heb ik mij gaarne bereid verklaard om U nog
iets te vertellen over de exploitatie-uitkomsten
bij onze aangesloten banken over het jaar 1955;
het is echter met enige schroom, dat ik dit heb
gedaan.
De opdracht luidt n.1. een analyse, een ontle
ding te geven in factoren, die hebben bijge
dragen tot of afgedaan aan de resultaten over
het afgelopen jaar.
Daartoe zal ik gebruik moeten maken van uit
drukkingen als „gemiddelden", „indexcijfers"
e.d. en intussen veel cijfers moeten hanteren.
Vooral omdat U geen leidraad vóór U hebt,
vlei ik mij niet met de gedachte, dat van deze
cijfers veel zal blijven hangen.
Intussen hoop ik, dat de conclusies, uit een en
ander te trekken, van nut zullen kunnen zijn
voor U, dames en heren, bij het vastleggen van
160
de richtlijnen voor het beheer van onze banken.
Overigens is het goed een ogenblik over deze
belangrijke kwestie na te denken.
Het jaarverslag lx per jaar) en de Raiffeisen-
Bode geven n.1. regelmatig, met vergelijkende
cijfers, balansstaten, maar een totale verlies- en
winstrekening verschijnt pas in de statistische
mededelingen, na enkele jaren, wanneer de ur
gentie en de belangstelling in feite verdwenen
zijn.
De door mij te geven cijfers zijn uiteraard nog
niet gecontroleerd, immers de inspecties zijn
nog niet gehouden, zodat voor de juistheid enige
reserve in acht moet worden genomen.
Het algemene beeld moet echter betrouwbaar
worden geacht.
De cijfers, die ik U ga noemen, betreffen 718
boerenleenbanken.
Niet medegerekend zijn 10 boerenleenbanken
handelsverenigingen en 2 zuivelbanken, ener
zijds omdat 8 dezer verenigingen haar boekjaar
niet op 31 december beëindigen, anderzijds om
dat de winstbronnen niet geheel gelijk zijn aan
die van de boerenleenbanken.
Deze 12 banken hebben tezamen een balansto
taal van rond 120 miljoen, waarmede bij de
bepaling van de verhouding ten opzichte van
het balanstotaal der gezamenlijke banken reke
ning is gehouden.
De 718 banken nu hebben in 1955 een winst ge
maakt van
6.779.000,(d.i. 265.000,meer dan in
1954 en 850.000,meer dan in 1953).
In 1954 bedroeg de totale winst 6.514.000,
en in 1953 5.921.000,—
Dit lijkt bevredigend, maar is het toch niet ge
heel.
Niet vergeten moet worden, dat het gemiddelde
balanstotaal met rond 150 miljoen is gestegen,
zodat dus met gemiddeld 150 miljoen meer
dan in 1954 is gewerkt of wel met 1.680 mil
joen.
In procenten van het gemiddelde balanstotaal
uitgedrukt is de winst dan ook gedaald, n.1. van
0,426% tot 0,404%.
Wat zijn de oorzaken van deze achteruitgang?
Hoewel de post „rentewinst" (van alle uitzet
tingen en tegoed bij de Centrale Bank), vermin
derd met de uitbetaalde rente voor spaargelden
en deposito's in rekening-courant, een stijging
van 884.000,aanwijst, is gebleken, dat de
gemaakte rentewinst toch relatief een achteruit
gang vertoont van 0.03%.
Dit moge onbetekenend lijken, in geld uitge
drukt betekent dit plm. 500.000,
Aangezien de rente van de Centrale Bank vrij
wel gelijk gebleven is, moet de oorzaak dus ge-