investeringskredieten? Dit is mijns inziens niet
het geval. Er dienen grenzen te zijn.
Als de doelstelling onzer boerenleenbanken in
het oog wordt gehouden, nl. dat men de stof
felijke belangen van de leden dient te behar
tigen, in het bijzonder van de leden, die het
landbouwbedrijf uitoefenen, dan moet worden
bedacht, dat het weliswaar grote geldvolume
onzer banken ten enenmale niet in staat is aan
alle zich voordoende geldbehoeften, ook niet
aan die buiten de landbouw, te voldoen.
De bekende liquiditeitsruimte, respectievelijk
200 en 400 miljoen, is een prikkel voor vele
banken voor het zoeken naar uitzettingen, maar
het is buiten kijf, dat voor deze sprongen op de
duur de polsstok te kort zal blijken.
Wij zijn terecht trots op de goede naam van
onze boerenleenbanken. Voorzichtig, rustig be
heer, scherpe controle, onbeperkte aansprake
lijkheid der leden, beperking van de werkkring,
onverdeelbaarheid der reserves, het zijn alle be
ginselen, waarmede wij met succes het vertrou
wen hebben gewonnen van de spaarders.
Wij als ingewijden weten, dat het geheim van
de soliditeit van onze boerenleenbanken zit in
het feit van de decentralisatie, de toewijding
van besturen en raden van toezicht, die als on
bezoldigde beheerders het zich een eer achten
de spaargelden van hun eigen bank te mogen
beheren.
Wij weten, dat de beoordeling van kredietvra
gers en de door hen geboden zekerheden ge
schiedt door mensen met kennis en ervaring en
met groot verantwoordelijkheidsgevoel tegen
over de gemeenschap, waarvan zij de gekozen
vertegenwoordigers zijn.
De Centrale Bank moge met haar apparaten de
technische verzorging bewaken, de liquiditeit
van het grote geheel bewaren, door een goed
werkende dispensatieregeling steunend en soms
matigend optreden, door juridische en andere
adviezen ongelukken voorkomen, voorop blijft
staan, dat de beoordeling van de voorschotten
en kredieten geschiedt door de besturen en ra
den van toezicht. En hier is het dan ook, dat wij
een ernstige waarschuwing moeten laten horen
ten aanzien van de kredietverstrekking aan niet-
landbouwers. Het is niet de eerste maal. Enkele
jaren geleden heeft de heer Visser dit probleem
ook reeds in een vergadering aan de orde ge
steld. Toen hij trachtte een staalkaart te tonen
van de variatie van bedrijven, door onze boe
renleenbanken gefinancierd, moest hij, zo zeide
hij, straaljagersnelheid ontwikkelen om zijn be
toog niet te lang te maken.
Sindsdien is de ontwikkeling van de krediet
verstrekking aan niet- agrariërs niet bepaald
tot stilstand gekomen. Wij worden dagelijks ge
confronteerd met de meest uiteenlopende pos
ten, waarbij hoe langer hoe meer het motief
wordt gehoord: wat de commerciële banken
kunnen, moeten wij toch ook kunnen. Onze li
quiditeit is zo groot, wij moeten beleggingen
hebben. Uit landbouwkringen komen weinig
aanvragen meer. Wij moeten om onze renta
biliteit denken. Enz. enz.
En hiermede wordt dan dikwijls het terrein
betreden van de grotere middenstandsbedrij-
ven, kleine industrie, bouwnijverheid, amuse-
rnents- en hotelbedrijven, dat principieel voor
onze boerenleenbanken taboe behoort te zijn,
omdat de beoordeling van deze kredieten zich
ten enenmale aan besturen en raden van toe
zicht gaat onttrekken. Niet genoeg kan er op
gewezen worden hoe gevaarlijk dit is. Men komt
dan bij de Centrale Bank in de verwachting,
dat men hier wel in staat zal zijn tot oordelen.
Inderdaad kan aan de hand van balansen en
accountantsrapporten wel een globaal oordeel
gevormd worden over de toestand van een be
drijf op een bepaald moment. Globaal, want
zonder persoonlijk tijdrovend onderzoek is geen
betrouwbaar oordeel te vestigen. Maar de risi
co's in tal van bedrijven, die verband houden
met de ontwikkeling van de conjunctuur en met
tal van andere factoren, zijn niet te bepalen.
Men moge een gefundeerd oordeel hebben over
bedrijfsgenoten, landbouwers, veehouders, tuin
ders, maar de beoordeling van de capaciteiten
van een machinefabrikant, van een reder of een
aannemer liggen maar al te vaak boven de
krachten van het bestuur ener boerenleenbank.
Daarbij komt dan nog, dat de aangeboden ze
kerheid al evenzeer niet te bekijken is. Wie kan
de waarde beoordelen van een bioscoop, een
restaurant, een groot winkelpand of een garage,
als de zaken mis gaan? Welk houvast heeft men
aan fiduciaire overdracht van auto's, drukper
sen of dagelijks variërende voorraden, als niet
aan de aflossingsvoorwaarden wordt voldaan
en moet worden geëxecuteerd? Het is waar, dat
we gelukkig tot nu toe gespaard zijn gebleven
voor liquidaties van dergelijke kredieten, anders
dan bij uitzondering. Maar wij hebben tot nu
toe de wind in de zeilen gehad; vrijwel alles
ging goed. Maar als het eens een tikje terug
loopt? Zijn dan onze besturen in staat om der
gelijke posten regelmatig te observeren en tijdig
in te grijpen? Het tegendeel kon wel eens waar
zijn. De kans is dan groot, dat de bank verder
zal moeten helpen om liquidatie te voorkomen
en dan wellicht nog dieper in het moeras komt.
Want men kan het immers niet meer bekijken;
men heeft het nooit gekund.
159