vóór of tegen alvorens bepaalde stappen ge nomen kunnen worden. Vraagstukken de ren tabiliteit betreffende doen zich voor en na bij alle banken voor, het meest natuurlijk bij de banken, wier rentabiliteit te wensen overlaat. Een paar aspecten van de rentabiliteit wil ik hier aanroeren. In de eerste plaats de tegen stelling tussen rentabiliteit en liquiditeit. Het is u allen bekend, dat de liquiditeitseisen een zeer belangrijke plaats innemen in het beleid, dat in onze organisatie met aller instemming gevoerd wordt. Dat is en blijft nodig. Het lijkt er wel eens op, dat door de ruime toevloeiing van mid delen de liquiditeit geen probleem meer is, maar het is bijzonder gevaarlijk te bouwen op het voortduren van de ontwikkeling der laatste jaren. Het zou niet behoeven te verbazen als er in de loop van dit jaar wat verandering zou komen. Wij zijn het er dus over eens, dat de liquiditeit primair gesteld moet worden en niet onderge schikt gemaakt mag worden aan de rentabiliteit. Dit geldt bepaaldelijk wanneer het gaat om uit zettingen buiten de z.g. eigen kring. Indien de uitzettingen in eigen kring in het geding zijn en in conflict dreigen te komen met de liquiditeits eisen, kan met enigszins andere maten gemeten worden. We moeten dan ook in het oog houden, dat er voor onze banken een bepaalde taak is weggelegd, nl. de financiering van de bedrijven der leden met het doel de bedrijfsvoering te steunen en te verbeteren en dat daarvoor bin nen zekere grenzen een beroep op de gezamen lijke liquiditeit, die door de Centrale Bank wordt verzorgd, mag worden gedaan. U hebt in het jaarverslag kunnen lezen, dat de beleggingen in eigen kring in 1955 met 97 miljoen gestegen zijn tot 705 miljoen. In 1954 was de stijging 70 miljoen. Er is echter bij vele banken een streven om de rentabiliteit te verbeteren door a. beleggingen in effecten, in deelnemingen, in leningen aan publiekrechtelijke lichamen, kerken, scholen, rusthuizen, enz. b. kredietverlening aan niet-agrarische be drijven, die daarmede dan in de eigen kring worden opgenomen. Het is u bekend, dat de Centrale Bank, die vol gens de statuten der boerenleenbanken de aan koop van effecten moet goedkeuren, te dien aanzien een conservatief standpunt inneemt. Obligaties, onderhevig aan koerswisseling, waarbij aankoop- en verkoopkosten relatief be langrijk zijn, dienen ter belegging van overtol lige liquide middelen mondjesmaat te worden 158 aangekocht. Niemand is in staat in de toekomst te lezen. Indien men te veel op één kaart zet, is de kans op desillusie groot. De effectenporte feuille van onze boerenleenbanken bestaat mo menteel voor een belangrijk deel uit 3%en3V4#/o stukken. Niemand zal dit een fraai rendement vinden in vergelijking met de zo juist geëmit teerde lening en nog minder als men het hui dige koerspeil in aanmerking neemt. Matiging en terughoudendheid zijn hier wel geboden. Voor onderhandse leningen aan kerken, scholen, rusthuizen enz., kan in de laatste tijd een wat aantrekkelijker rente worden bedongen. De looptijd is echter in de regel ten minste dertig jaar en dat is een lange tijd. De beleggingen kunnen in geval van nood niet afgestoten wor den. Ook hier past matiging, ook al worden met deze uitzettingen vaak plattelandsbelangen ge diend. Het komt mij voor, dat er voor de financiering van land- en tuinbouw flink wat kruit moet worden drooggehouden. Als de boeren er oog voor krijgen hoe nodig het is, dat zij een goede opzet van de financiering van hun bedrijf ma ken, als zij zich realiseren, dat zij nu geld weg gooien door te werken met handelaars- en/of leverancierskrediet of met een zware debetstand bij de aankoopverenigingen, allemaal duur kre diet, als zij de zekerheden, die zij kunnen aan bieden, op verstandige wijze willen gebruiken, dan zal er nog een ruim beroep op de boeren leenbanken worden gedaan. Het zou jammer zijn als we te veel middelen elders voor langere tijd zouden hebben vastgelegd. De beste verbe tering van de rentabiliteit is verhoging van de uitzettingen in eigen kring met de mogelijkheid van aanpassing van het rentepeil op korte ter mijn. Nu nog iets over de kredietverstrekking aan niet-agrarische bedrijven. De geldsanering heeft spaarders en deposanten uit alle lagen van de bevolking in aanraking gebracht met de boerenleenbanken. Er is con tact gekomen met de burgerij, de middenstand en de kleine industrie. De grote uitbreiding onzer banken door de ontwikkeling harer spaar banken, de systematisch gevoerde spaarpropa- ganda, het feit, dat eigen bankgebouwen bij tientallen verrezen, hebben de aandacht van het publiek op de boerenleenbanken gevestigd. Een miljoen spaarders hebben anderhalf miljard gulden aan onze banken toevertrouwd. Houdt dit nu in, dat onze banken de taak hebben dezelfde gemeenschap, die haar de spaargelden heeft toevertrouwd, te financieren, niet alleen met bedrijfskrediet, maar ook met

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1956 | | pagina 16