door het aftreden als zodanig van de heer
D. W. Lindenbergh, tot de volgende algemene
vergadering onvervuld te laten.
De heer Raat richtte vervolgens een afscheids
woord tot de heer Lindenbergh. Hij bracht de
scheidende voorzitter van de raad van toezicht
dank voor de liefde en toewijding, waarmede
hij zijn taak steeds heeft vervuld. Hij wenste
hem toe, dat het hem gegeven zou zijn nog lang
op andere wijze zijn krachten aan het boeren
leenbankwezen te geven.
Ook de heer Minderhoud sprak vervolgens de
heer Lindenbergh toe. Hij zeide uit eigen er
varing te weten, dat de taak van een voorzitter
van de raad van toezicht niet eenvoudig is. Aan
de andere kant bestaat de organisatie gelukkig
uit redelijke mensen, die het de voorzitter de
laatste jaren niet moeilijk hebben gemaakt. De
heer Minderhoud uitte zijn waardering voor de
juiste opvatting, welke de heer Lindenbergh
steeds van zijn taak heeft gehad; met name
heeft hij er steeds tegen gewaakt op de stoel
van het bestuur te gaan zitten. Hij bracht dank
voor de jarenlange prettige samenwerking.
Hierna beklom de heer Hooft Graafland het
spreekgestoelte.
De heer Hooft Graafland zeide, dat voor hem
nu een zeer moeilijk moment was aangebroken,
waartegen hij reeds tijden had opgezien en dat
het moeilijk is om geheel de woorden te vinden,
die uitdrukking kunnen geven aan de gevoelens
op zo n moment. Hij dankte de voorzitter van
de raad van toezicht en de voorzitter van het
bestuur hartelijk voor de vriendelijke woorden,
tot hem gericht en hij wenste op zijn beurt de
heer Lindenbergh, die nu aan de beurt van af
treden is en niet zal terugkeren, het allerbeste
toe voor nog vele jaren.
De heer Hooft Graafland had enerzijds een
gevoel van weemoed, anderzijds een gevoel van
grote dankbaarheid. Weemoed, omdat het nu
eenmaal niet meevalt afstand te doen van een
betrekking, die hem zo dierbaar was geworden,
„maar het is goed, dat jongeren de taak over
nemen." Ook waren er gevoelens van weemoed,
omdat er zoveel mensen, met wie spreker in de
loop van de jaren heeft samengewerkt, niet
meer zijn. Hem bezielt echter een gevoel van
grote dankbaarheid voor het leit, dat hij een
lange reeks van jaren een betrekking heeft
mogen bekleden, die hem bij uitstek lag en
waarin hij zoveel vriendschap en hartelijkheid
heeft mogen ondervinden. Ook is hij dankbaar,
dat hij een steentje heeft mogen bijdragen tot
de groei en de bloei van deze grote organisatie.
De heer Hooft Graafland memoreerde, dat,
toen hij kwam, de reserves van de Centrale
152
Bank l miljoen bedroegen en die van de
boerenleenbanken 4 miljoen, terwijl heden ten
dage deze posten tezamen ongeveer 100 mil
joen belopen. „Dit geeft", aldus spreker, „een
zeker gevoel van trots en dankbaarheid, temeer,
omdat hieruit blijkt, dat ik iets heb mogen bij
dragen tot de ontwikkeling van het platteland.
Ik heb mijn taak altijd zo opgevat, dat wij het
platteland moeten dienen en ik hoop, dat men
ook hier in deze vergadering de overtuiging
heeft, dat niet alleen ik, maar allen, die bij de
Centrale Bank betrokken zijn, in de eerste
plaats de boerenleenbanken willen dienen en
daardoor ook het platteland". De heer Hooft
Graafland sprak er zijn vreugde over uit, dat
de heer Van Beuningen aanwezig was, die
hem heeft zien komen en ook de heer Van
Dorth, die lange tijd lid van het bestuur is ge
weest, alsmede de heer Visser, met wie hij zo
lang op intieme wijze heeft samengewerkt. Bij
zonder dankbaar was hij ook, dat zijn echt
genote aanwezig was, om hem steun te geven in
dit moeilijke uur, want „als iemand heeft mede
geleefd met mijn werk en met de Centrale Bank,
dan is zij het wel".
Ten slotte wekte de heer Hooft Graafland bij
zijn afscheidswoord op de eenheid in de orga
nisatie te handhaven, want door deze eenheid
wordt de financiële onafhankelijkheid van het
platteland gewaarborgd. Hij zegde allen dank
voor het grote vertrouwen, dat hij gedurende
De vergadering betoonde door een warm ap
plaus haar medegevoelen met de woorden van
de heer Hooft Graafland.
Ten slotte dankte de heer Lindenbergh de heren
Raat en Minderhoud voor de vriendelijke woor
den, die zij namens raad van toezicht en bestuur
van de Centrale Bank tot hem hadden gericht.
Hij zegt zijn werk steeds met pleizier gedaan te
hebben en met genoegen de algemene vergade
ringen te hebben geleid. Hij hoopt, dat het hem
gegeven zal zijn door middel van zijn functie
van voorzitter van het bestuur van de Coöp.
Boerenleenbank 's-Heer Arendskerke het land
bouwkredietwezen nog enige jaren te kunnen
dienen.
In de pauze, welke daarna aanbrak, hadden de
aanwezigen gelegenheid om broodjes en koffie
te nuttigen in de aangrenzende zalen. Het ge
heel had een vlot verloop en binnen 10 minuten
kon men hen, voorzien van hetgeen de inwen
dige mens moet sterken, in geanimeerde ge-
een lange reeks van jaren heeft mogen genieten
en drukte allen in gedachten de hand, hen alle
goeds toewensend zowel in hun werk voor de
boerenleenbanken als in hun persoonlijk leven
en in hun gezin.