oor de financiële doolhof
politiek. De democraten hadden hun meerder
heid benut om enige maatregelen door te
drijven, die wel lijnrecht ingingen tegen wat
men eenverstandige politiek zou mogen noemen.
President Eisenhower heeft hierover zijn veto
uitgesproken en probeert nu het Congres te be
wegen zijn programma te aanvaarden. Dit is er
inderdaad op gericht het probleem van de over
schotten in de wortel aan te tasten, d.w.z. het
ontstaan van overschotten te voorkomen. In
zoverre kunnen we het wel eens zijn met de poli
tiek van de president. Wat echter de bestaande
overschotten betreft moeten we de acties van de
Amerikaanse regering goed in het oog houden.
Deze is bezig met het ontwikkelen van grote
activiteit op het gebied van de export van over
schotten. Er is daarmede een begin gemaakt in
het midden van 1953. De afzet liep eerst niet
hard, maar geleidelijk is het tempo versneld. In
totaal hebben de V.S. thans voor 3V4 miljard
dollar surplusprodukten afgezet (verkocht, ge
ruild of weggegeven). Om de export mogelijk te
maken, worden zware subsidies betaald op tarwe,
voedergranen, rijst en zuivelprodukten. De
tarwe, die de laatste tijd geëxporteerd is, bracht
op 1.72 dollar per bushel (betaling als regel niet
in dollars, maar in de geldeenheid van het ont
vangende land). Zij kostte de regering echter
3.36 dollar (incl. bewaarkosten). De tarwe-
export heeft de regering al 400.000 miljoen
dollar aan subsidie gekost (sinds midden 1954).
De V.S. hebben daarnaast nog hun normale
export, die echter in de laatste tijd in omvang
achter blijft bij de geforceerde afzet der over
schotten.
Denemarken, Australië en andere exporterende
landen klagen geducht over de Amerikaanse
export-drive" (boter naar Duitsland). Maar de
Denen kopen toch ook weer voor 4 miljoen dol
lar voedergranen, die ze in Kronen (geen sterke
valuta!) afrekenen. We moeten de operaties van
de Amerikanen nauwkeurig volgen. Het is
overigens ook ons belang, dat er een flinke op
ruiming gehouden wordt. Het voornaamste is
echter, dat de V.S. hun eigen produktie beter in
handen krijgen en dat de oorzaak van de kwaal
wordt weggenomen.
Het monetaire probleem
Indien het jaarverslag van De Nederlandsche
Bank over 1955, dat in de afgelopen maand is
gepubliceerd, één ding helder voor ogen stelt,
dan is het wel dit, dat het monetaire evenwicht
de kern vormt waarom zich alle economische en
monetaire problemen groeperen. Elk jaar weer
toont de president van onze centrale bank zich
bezorgd omtrent de handhaving van het mone
taire evenwicht en de verschillende factoren, die
dit evenwicht kunnen beheersen of verstoren,
worden dan ook voortdurend in het oog
gehouden.
Zoals men weet zijn het in het bijzonder twee
punten, welke in het afgelopen jaar de vrees
voor een inflationistische ontwikkeling hebben
doen opkomen. Enerzijds dreigde en dreigt nog
een verstoring van het monetaire evenwicht ten
gevolge van de min of meer regelmatige loon-
ronden en men spreekt in dit verband dan ook
van looninflatie. Anderzijds kan het monetaire
evenwicht thans vooral worden verstoord van
de zijde der kredietverlening. Hiermede wil hoe-
122
genaamd niet gezegd zijn, dat een van beide ont
wikkelingen zich reeds zou hebben voorgedaan,
maar slechts, dat een goed beleid van een cen
trale bank in dit opzicht bij voortduring de
grootste waakzaamheid dient te betrachten. Ook
uit het feit, dat De Nederlandsche Bank inmid
dels reeds enkele maatregelen heeft genomen
om een ongezonde ontwikkeling tegen te gaan.
mag men niet afleiden, dat het krediet- of geld-
volume reeds te sterk zouden zijn uitgezet. Men
heeft hier met moeilijk meetbare grootheden te
doen, die onmogelijk precies kunnen worden af
gewogen. En als zij in de vorm van de verstoring
van het monetaire evenwicht aan de dag treden,
hetzij door inflatie, hetzij door deflatie, is het
reeds te laat.
Voorzorgsmaatregelen
Een goed bankbeleid vereist dan ook, dat zo
danige voorzorgsmaatregelen worden genomen,
dat een verstoring van het monetaire evenwicht
achterwege blijft. Geheel zonder gevaar is
echter zelfs zulk een ingrijpen uit overwegingen