zichtig zijn, want de stijging der produktiekosten
gaat voort. We beleven, wat de lonen betreft,
een critieke tijd. De loonronde 1956 begint om
zich heen te grijpen. In de landbouw is besloten
tot een 3 loonsverhoging met doorberekening
in de garantieprijzen. Maar de boer kan van
garantieprijzen wel het leven houden, maar hij
komt daarmede niet vooruit. De prijzen moeten
een behoorlijk stuk boven het garantieniveau
uitkomen als de landbouw in de pas wil blijven
met andere bedrijfstakken. Het is daarom voor
de landbouw zo bedenkelijk, dat we met de
nieuwe loonsverhogingen weer naar hogere pro
duktiekosten dreigen te gaan. Doorberekening
van hogere lonen in de garantieprijzen is wel het
minste wat er ter compensatie moet gebeuren.
Het is echter duidelijk, dat kostenverhoging het
voordeel van de z.g. vrije uitloop der prijzen
naar boven illusoir maakt en dat we steeds
vaster aan het garantieniveau genageld worden.
De buitenlandse afnemer trekt zich van een
stijging van ons kostenniveau niets aan. Hij
koopt voor de vrije marktprijs. Dit geldt
trouwens voor de meeste produkten, ook voor de
binnenlandse afnemer. Het is duidelijk, dat
verdere kostenverhogingen onze kansen op een
meevallertje hoe langer hoe kleiner maken.
Het doel voorbij?
Het kan zijn, dat de lezers ons ditmaal wat som
ber vinden. Er is op deze plaats ook wel eens
gewezen op de goede kansen, die een flink ver
dienende loontrekkende bevolking voor de land
bouw biedt en op de voordelen, die wij daarvan
na de oorlog reeds genoten hebben. Men moet
echter goed onderscheiden. Loonsverhogingen
als de onderhavige, die vooruitlopen op verdere
verhoging der produktiviteit, leveren het risico
van inflatie op ingeval die verhoging van de
produktiviteit niet of onvoldoede wordt gereali
seerd. De president van de Nederlandsche Bank
zegt in zijn verslag over 1955 o.m.: het
moet waarschijnlijk worden geacht, dat het ge
middelde nominale loonpeil in de loop van 1956
een verhoging van ongeveer 8 a 9 zal onder
gaan. In hoeverre daarbij afwenteling op het
prijsniveau en aantasting van de internationale
concurrentiepositie zullen kunnen worden ver
meden, zal de toekomst moeten leren Het zal
mede afhankelijk zijn van de ontwikkeling in het
buitenland of het ene, dan wel het andere on
gunstige effect de overhand zal hebben. Dat
men aan beide geheel zou kunnen ontkomen,
lijkt nauwelijks mogelijk." En op een andere
plaats in het verslag, waar gesproken wordt over
de arbeidsproduktiviteit en de arbeidskosten per
eenheid produkt, lezen we: bij interna
tionale vergelijking blijkt Nederland in de
laatste twee jaren een grotere totale stijging,
zowel van de lonen als van de arbeidskosten
beide exclusief sociale lasten te hebben door
gemaakt dan andere landen. Ook al mag men
aannemen, dat in 1953 ons land nog een zekere
„achterstand" in de internationale ontwikkeling
der arbeidskosten vertoonde, zo mag toch met
recht de vraag worden gesteld of men thans
niet bezig is bij het inhalen daarvan het doel
voorbij te ijlen."
Een motie
Het melkprijsdebat in de Eerste Kamer heeft
een motie opgeleverd, waarbij minister Mans-
holt werd uitgenodigd om alsnog aan de be
kende verlangens van het Landbouwschap
tegemoet te komen. Het Landbouwschap zit in
tussen te studeren op de suggestie van de
minister om in de garantieprijs een nieuw
element van differentiatie te leggen, n.1. de be~
drijfsgrootte. Als de minister er echter aan vast
houdt, dat daarmede de totale garantie niet mag
worden verhoogd, zal het voornaamste resultaat
zijn, dat we in ons land ongeveer acht garantie
prijzen krijgen en dat is nu Heslist van het goede
te veel.
Tarwe
Het overleg tussen de landen, die tarwe expor
teren en die, welke dit produkt importeren, over
de vernieuwing van de internationale tarwe-
overeenkomst, heeft tenslotte toch nog tot resul
taat geleid. Een aantal landen gaat weer voor
drie jaar met elkaar in zee. Daalt de prijs be
neden 1.50 dollar per bushel, dan zijn de impor
terende landen verplicht hun behoeften te
dekken bij exporterende landen, die bij de over
eenkomst zijn aangesloten. Deze landen zijn
gehouden aan de importerende landen een
vooraf-overeengekomen kwantum te leveren
voor niet meer dan 2 dollar per bushel. Enge
land, de grootste tarwe-importeur, doet weer
niet mee. Er staat tegenover, dat Argentinië, een
exporterend land, dat vaak verstorend optrad,
thans wel van de partij is. Er valt een handel
van circa 8 miljoen ton onder de nieuwe over
eenkomst. Dat is een groot kwantum, maar
slechts een derde deel van de totale hoeveelheid,
die op de wereldmarkt verhandeld wordt. De
stabiliserende invloed van de nieuwe overeen
komst op de tarweprijzen moet men niet
overschatten.
De Amerikaanse overschotten
In de Verenigde Staten zijn de president en het
Congres aan het touwtrekken over de landbouw-
121