it Amerika heeft het probleem daar van alle kanten belicht, waarop een nadere gedachtenwisseling is ge volgd. Dr. Rijkens gevoelt veel voor bezits vorming bij arbeiders door sparen uit het ge regelde inkomen, dat dan ook aantrekkelijk dient te worden gemaakt. De gedachte van stimulering der activiteit en produktiviteit door winstdeling berust op de veronderstelling, dat de werknemers inderdaad in staat zijn het winstcijfer in enigszins belang rijke mate te beïnvloeden. Dit laatste is echter slechts zelden het geval, zoals bv. bij het werken in een restaurant of hotel en een winkelbedrijf. Maar in het algemeen zal het met winstdeling gaan als met andere sociale voorzieningen. Zij maakt éénmaal een aangename indruk en wordt daarna als vanzelfsprekend aanvaard. Maar meer dan andere sociale voorzieningen draagt het rechtens overeengekomen winstaandeel de kiem in zich van teleurstellingen en wrijvingen, die de goede geest in de onderneming be dreigen, wanneer er weer jaren van tegenspoed komen. Want dan zal er met verlies worden ge werkt en geen uitkering uit de winst aan de arbeiders mogelijk zijn. Dit wisselende element gaat ook tegen de algemene tendens van vaste inkomens in. Drs. G. W. de Pous, lector aan de Vrije Uni versiteit te Amsterdam, noemde de uitkering van 3 uit de winst over 1955 een vorm van ontaarde winstdeling, die alle nadelen in zich bergt, welke aan de winstdeling worden toe geschreven, maar geen van de voordelen bezit van de echte winstdeling, welke individueel per bedrijf wordt toegepast. Voor een uitbreiding van de winstdeling langs vrijwillige weg in de laatstgenoemde zin tot ondernemingen, die er voor in aanmerking komen, voelde deze spreker dus wel. Onze conclusie kan zijn, dat aangezien er geen rechtstreeks verband tussen arbeidsprestatie en winst kan worden aangewezen, de winstdeling als zodanig nooit de beloning van de arbeid in de vorm van loon zal kunnen vervangen. De arbeider zal zich immers geen enkel risico ten aanzien van het inkomen, dat hij met zijn arbeid verdient, kunnen veroorloven. Zelfs het con junctuurrisico der werkloosheid kan hij niet dragen, zoals wordt bewezen door de sociale verzekering, die daarvoor is ingevoerd. Plet deed ons genoegen onlangs weer eens iets te horen van de heer Harry Droge uit Manhattan, in de Staat Montana, U.S.A. Wij introduceer den de heer Droge reeds bij onze lezers in de Raiffeisen-Bode van augustus 1954. De heer Droge speelt een vooraanstaande rol in het landbouwkredietwezen in zijn streek en zoals men uit zijn brief zal kunnen zien is dat deze „oud-Hollander" wel toevertrouwd. Thans eerst de brief. Na ontvangst van de eerste Raiffeisen-Bode in 1956 is het mij een plicht u iets te schrijven. Opvallend was direct de nieuwe omslag van uw maandblad, alsmede de wijze waarop het was verzonden. Menigmaal is de Raiffeisen-Bode gehavend aangekomen. Doordat vroeger uw maandblad hier met scheuren arriveerde, herkende ik het deze keer bijna niet. Wat betreft het geplaatste artikel „Kredietver lening in de landbouw in de U.S.A." zou ik graag het volgende op willen merken. Dit artikel is opgemaakt door personen, die hier een studie van hebben gemaakt. Ik zou hieraan graag nog iets willen toevoegen, omdat ik dage lijks met deze zaken in aanraking kom. Ik ben zelf maar een gewone boer, die in een vrucht bare streek woont, waar dikwijls van een krediet gebruik wordt gemaakt. Als president van de National Farm Loan Association te Bozeman krijg ik geregeld kre dietaanvragen te behandelen, bijgestaan door een ander bestuurslid en onze secretaris-kassier. Ook ben ik lid van de Federal Land Bank te Spokane, welke als bankinstelling fungeert voor de 4 westelijke staten. Er zijn 12 van zulke banken in de U.S.A. en de bank in Spokane bestrijkt het 12e district. Wanneer nu een aanvrager voor het een of andere doel geld wil lenen, wordt door hem een aanvraag ingediend op het kantoor in Bozeman. Op het kantoor wordt door de secretaris-kassier dadelijk de financiële draagkracht onderzocht, waardoor hij dan direct kan zeggen of de lening op grond daarvan kan worden verstrekt. Als blijkt, dat de man niet kan worden gehol- 95

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1956 | | pagina 9