Bank gevoerd. Een zekere tengenstrijdigheid
schuilt hier ongetwijfeld in, want de eerste en
belangrijkste stoot tot de geldverkrapping is
immers van de centrale overheid uitgegaan,
toen deze door vermindering van investerings
aftrek en versnelde betaling van de (ver
hoogde) voorlopige aanslag vennootschapsbe
lasting geld- en kapitaalmarkt onder druk
zette. De leiding van De Nederlandsche Bank
heeft daaruit eenvoudig de voor de hand lig
gende consequenties getrokken. De toestand
van superliquiditeit was ten einde en bijgevolg
een lichte verhoging van de rentevoet op haar
plaats.
De Ieningspolitiek
Wat nu de leningspolitiek van het Rijk aan
gaat, ontbreekt het nog te enenmale aan aan
wijzingen, dat op korte termijn een nieuwe
Staatslening van stapel zou lopen. Het staat
vast, dat het Rijk de publieke kapitaalmarkt
nog zoveel en zo lang mogelijk wil ontzien.
Zoals de verhoudingen op het ogenblik zijn,
moet men ervan uitgaan, dat ten minste een
rentevoet van 3V2 zou moeten worden aan
geboden, waarbij de emissiekoers meer beneden
pari zou moeten liggen, naarmate een groter
bedrag zou worden gevraagd. De hervatting
van de afgifte van schatkistpapier biedt ener
zijds de mogelijkheid het tijdstip van een
emissie langer uit te stellen, maar zou tegelijk
ook als een voorbode tot zulk een operatie
kunnen worden beschouwd. Want het is regel,
dat bij de uitgifte van een Staatslening ook
schatkistpapier in betaling wordt aangenomen.
Voor het bedrag, dat in deze vorm wordt be
taald, komt dan natuurlijk geen nieuw geld in
het laatje van de schatkist en heeft men met
een consolidatie van schuld omzetting van
kort in lang lopende schuld te doen.
De in maart tegen 99V2 uitgegeven 3'/2 %-
lening van de Bank voor Nederlandsche Ge
meenten (looptijd 30 jaar) noteert thans
nauwelijks boven pari, terwijl het daarbij
slechts om een bedrag van 30 miljoen ging.
Hoewel deze lening werd overtekend, was de
belangstelling er voor bij de inschrijving slechts
zeer matig. Van de zijde van het levensverzeke
ringsbedrijf werd niet of nauwelijks ingesche-
ven, terwijl ook de particuliere belangstelling
bijzonder gering is geweest. In elk geval was
het resultaat niet om er op te roemen en kon
het dus ook bezwaarlijk als aanmoediging voor
een toekomstige leningsoperatie van het Rijk
gelden.
Rente en conjunctuur
Wij hebben reeds meermalen de samenhang
tussen geldrente en conjunctuur in het licht
gesteld en daarbij doen uitkomen, dat, wanneer
de periode van hoogconjunctuur maar lang
genoeg aanhoudt, de rentevoet een stijgende
tendens zal vertonen. Hoogconjunctuur bete
kent immers een toenemende schaarste aan de
produktiefactoren grond, arbeid en kapitaal.
Juist nu de arbeid schaars en duur is, wordt
de neiging met de dag sterker om de arbeid
door machines te vervangen. En daarvoor is
nieuw kapitaal nodig. Vandaar o.a. de grote
emissiebedrijvigheid ter beurze, zowel als de
grote leningsactiviteit, die in de onderhandse
sector van de kapitaalmarkt heerst. Op deze
laatste geldt thans een renteniveau van 33A a
4 Het particuliere bedrijfsleven concurreert
thans dus in sterkere mate dan in de eerste
na-oorlogse jaren met de overheid bij het aan
trekken van nieuwe financieringsmiddelen.
Daarbij komt, dat de betalingsbalans dit jaar
waarschijnlijk geen overschot zal opleveren. De
nieuwe loonsverhogingen zullen er ongetwijfeld
toe leiden, dat de deviezenbaten, welke onze
export kan opleveren, verder zullen verminde
ren. Trouwens voor 1955 wordt het overschot
op de lopende rekening van de betalingsbalans
thans op niet meer dan rond 200 miljoen
geraamd. Ook de buitenlandse effectenaan
kopen zetten de laatste maanden nauwelijks nog
zoden aan de kapitaal-dijk, zodat de verdere
expansie van de industrie, naar het zich laat
aanzien, voor het overgrote gedeelte uit de hier
te lande beschikbaar zijnde middelen zal
moeten worden gedekt. Men ziet, aanleiding-
om in de naaste toekomst een daling van de
rentestand te verwachten, is er bepaald niet.
106