worden wanneer iemand waardevolle tweede hands machines, vrachtauto's e.d. overneemt. Op het principe, dat bij vervreemding door de pandgever van de met registerpand bezwaarde zaak het pandrecht niet te niet gaat, bevat het ontwerp nog een tweede uitzondering, die het registerpand verder verzwakt. Wanneer nl. de vervreemding als een normale bedrijfshandeling kan worden beschouwd, gaat het registerpand- recht verloren ook al was de verkrijger van het registerpandrecht op de hoogte. Vermoedelijk moet hierbij voornamelijk gedacht worden aan registerpand op een bedrijfsvoor raad. Men zal namelijk volgens het ontwerp ook een bedrijfsvoorraad met registerpand kunnen bezwaren. Uit de voorraad worden geregeld goederen afgevoerd en er komen weer nieuwe bij, welke laatste eveneens onder het pandrecht vallen. Het is logisch, wanneer men in zo'n ge val het registerpandrecht op de goederen een einde laat nemen, indien deze aan de voorraad worden onttrokken. Als het registerpandrecht op goederen uit een bedrijfsvoorraad in dit geval gehandhaafd zou worden, zou dit tot ongerijmde gevolgen in het handelsverkeer voeren. Het zelfde wat voor de bedrijfsvoorraad is gesteld, zal tevens van toepassing zijn voor de verkoop van overtollige of niet langer in het bedrijf van de pandgever bruikbare bedrijfsmiddelen, b.v. vee, machines enz. Conclusie. Overziet men dit alles, dan blijkt dat de kredietverlening met als zekerheid roerend goed, dat in de macht van de pand gever wordt gelaten, vele risico's biedt en geen volledige waarborg voor de kredietgever bevat, ook als de regeling van het ontwerp-Meijers tot wet zou worden verheven. Belegging van gelden van minderjarigen op een spaarbankboekje bij de boerenleenbank Er schijnen zich wel eens complicaties voor te doen, als de voogd gelden van een minder jarige op een spaarrekening bij de spaarbank der boerenleenbank wil beleggen, biet Burgerlijk Wetboek laat de voogd de keus uit verschillende mogelijkheden om de gelden van de minderjarige te beleggen. In dat wet boek staat, dat de voogd zonder nadere machti ging van de kantonrechter de gelden van de minderjarige kan beleggen in onroerende goe deren, in eerste hypotheken en in inleggingen bij de Rijkspostspaarbank. De voogd zal de gelden van de minderjarige ook op andere wijze kunnen beleggen, b.v. op een spaarreke ning bij de spaarbank van de boerenleenbank. Maar daarvoor is dan de machtiging van de kantonrechter nodig. Wat ziet men nu in de praktijk veelal gebeuren? Iemand overlijdt en laat minderjarige kinderen achter. Er komt een voogd over deze kinderen: dat is meestal de langstlevende ouder. De boedel van de overledene zal tussen de erf genamen moeten worden verdeeld. Tot de erf genamen behoren ook de minderjarige kinde ren. Deze verdeling van de boedel moet echter, omdat minderjarigen er bij betrokken zijn, door de kantonrechter worden goedgekeurd. En bij het geven van die goedkeuring schrijft de kantonrechter menigmaal voor, dat de gelden, die aan de minderjarige zijn toebedeeld, bij de Rijkspostspaarbank moeten worden belegd. Als nu de overledene het geld op een spaarrekening bij de spaarbank der boerenleenbank had 104 staan, betekent dat, dat het geld van de boe renleenbank weggehaald moet worden en bij de Rijkspostspaarbank moet worden gebracht. Voor de voogd komt deze beslissing geheel onverwacht. Hij zou het geld veel liever op de spaarrekening bij de boerenleenbank willen laten. Hij vermoedde ook niet, dat de kanton rechter tegelijk met de goedkeuring van de boedelscheiding opdrachten zou geven met be trekking tot de belegging van gelden. Anders zou hij de kantonrechter wel hebben verzocht de gelden bij de boerenleenbank te mogen be leggen. Nu is dit alles niet zo erg, want de voogd zal zich alsnog tot de kantonrechter kunnen wen den en toestemming kunnen vragen voor be legging op een spaarrekening bij de boeren leenbank. Maar het is beter, dat al deze moeilijkheden worden voorkomen en dat is op de volgende wijze mogelijk. De voogd zal bij de boedel scheiding tegen de notaris te kennen moeten geven, dat hij de gelden van de minderjarige op een spaarrekening bij de boerenleenbank wenst te beleggen. Als de notaris goedkeuring van de boedelscheiding aan de kantonrechter verzoekt, zal hij tevens in opdracht van de voogd moeten vragen, dat de gelden, welke aan de minderjarige worden toebedeeld op een spaarrekening bij de spaarbank der boerenleen bank worden gestort. Eventueel zal de kassier van de boerenleenbank de voogd op een en ander moeten wijzen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1956 | | pagina 18