waren het deze bezwaren, die voor geleerden van gezag, waaronder met name professor Meijers kan worden genoemd, aanleiding de wenselijkheid van de eigendomsoverdracht tot zekerheid te veroordelen. Niet dat men blind is voor de bezwaren, aan de huidige regeling van het pandrecht verbonden; met name het feit, dat een ondernemer de bedrijfsinventaris door pandrecht te vestigen niet voor zijn schulden kan verbinden, is een weinig gewenste toestand. Maar vele auteurs achten het verkeerd om aan de zucht tot geheimhouding van financiële transacties tegemoet te komen. De oplossing was naar de mening van professor Meijers gelegen in de invoering van een registerpandrecht. Naast vestiging van pandrecht door overgave, moest de mogelijkheid worden geschapen om roerende goederen door inschrijving in een register in pand te geven. Bezwaren tegen de invoering van het registerpandrecht Zoals men weet, is in 1947 aan professor Meijers de opdracht gegeven tot het maken van een ont werp voor een nieuw Burgerlijk Wetboek. Het was te verwachten, dat hij in overeenstem ming met zijn reeds eerder gepropageerde ideeën over de wenselijkheid van een register pandrecht er naar zou streven, een dergelijke figuur in ons recht in te voeren. Inmiddels is echter gebleken, dat deze gedachte in de Tweede Kamer op aanzienlijke tegenstand is ge stuit. De Tweede Kamer was namelijk van oor deel, dat in plaats van invoering van een registerpandrecht, volstaan zou kunnen worden met de eis, dat de eigendomsoverdracht tot zekerheid bij geregistreerde akte plaats vindt, zulks om te voorkomen dat een schuldenaar, nadat beslag gelegd is of nadat hij failliet is verklaard, een gefingeerde en geantedateerde akte overlegt, waarin verklaard wordt, dat het roerend goed in eigendom tot zekerheid is over gedragen, zodat het beslag moet vervallen of bet goed aan het faillissement wordt onttrokken. Overigens zou volgens de Kamer slechts voor bepaalde goederen de invoering van register pandrecht overwogen moeten worden. ,,Het eisen van een vaste dagtekening zou de krediet verlening op geen enkele wijze in de weg staan. Inschrijving in openbare registers zou dit wel doen; immers de praktijk leert nu eenmaal, dat men voor publiciteit bij kredietverlening op roerend goed huiverig is". Volgens het voorstel der Tweede Kamer moest dus op alle soorten van roerende goederen van de schuldenaar een pandrecht, waarbij het pand onder de schuldenaar verblijft, kunnen worden* 102 gevestigd, mits dit bij akte met vaste (d.w.z. ge registreerde) dagtekening geschiedt. Voor som mige bepaalde categorieën zou dan bovendien nog een inschrijving in een regsiter vereist zijn. Waarom nam de Tweede Kamer het zo voor de zucht naar geheimhouding van financiële trans acties op? Omdat, zo redeneerde zij, men van een registerpandrecht in de praktijk toch weinig gebruik zou willen maken uit vrees, dat men daardoor zijn financiële positie openbaar zou maken. Een dergelijk register zou dus kunnen leiden tot het bewandelen van sluipwegen. De praktijk zou op alle mogelijke manieren trach ten, aan het vereiste van publiciteit te ontkomen door gebruikmaking van ficties e.d. Het werd ongewenst geoordeeld, een wet te maken waar van men bij voorbaat kon veronderstellen, dat hij niet zou worden nageleefd. O.i. is echter de Kamer er niet in geslaagd op overtuigende wijze aan te tonen, hoe de zo gevreesde ont duiking van het registerpandrecht zou kunnen geschieden. Men kan zich immers een zodanige regeling denken, dat ontduiking vrijwel on mogelijk zou zijn. Hoogstens zou men, het uit gangspunt der Tweede Kamer volgend, nl. dat de praktijk er huiverig voor zal zijn om van het registerpandrecht gebruik te maken, bevreesd kunnen zijn dat deze rechtsfiguur tot een be perking van het opnemen van krediet met roerend goed als onderpand zou leiden, l egen liet betoog der Kamer werd weer door de minister van Justitie en zijn raadadviseur, professor Meijers, geantwoord, dat men de vrees voor publiciteit van de kredietnemer niet te hoog moet aanslaan. Iedereen vindt het vanzelf sprekend, dat zekerheidsrechten op onroerend goed (hypotheken) wèl publiek zijn. De Kamer was nochtans van mening, dat uit intellectueel oogpunt niets tegen deze redenering viel in te brengen, maar dat men hier rekening moest houden met allerlei psychologische achtergronden, niet alleen van grote handelaren, maar vooral van de boeren en middenstanders, en de kwestie vanuit hun gedachtensfeer diende te benaderen. De vormen van pandrecht in het ontwerp voor een Burgerlijk Wetboek van professor Meijers De bovenbedoelde tegenstelling tussen de ont werper van het nieuwe Burgerlijke Wetboek, prof. Meijers en de Tweede Kamer heeft ertoe geleid, dat men in het ontwerp voor een nieuw Burgerlijk Wetboek een regeling van de onder havige materie aantreft, die op het eerste ge zicht enigszins tweeslachtig lijkt. Er komen eigenlijk drie soorten van pandrecht op roerend goed in voor.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1956 | | pagina 16